Caminos | Unidad 8 Flashcards
(53 cards)
1
Q
Spelregels
A
las reglas del juego
2
Q
Koninklijk Paleis
A
el Palacio Real
3
Q
Spaanse warenhuisketen
A
el Corte Inglés
4
Q
vragen (naar)
A
preguntar (por)
5
Q
mogelijkheid
A
la posibilidad
6
Q
wat, iets
A
algo
7
Q
Cafe waar warme chocolademelk wordt geserveerd
A
la chocolatería
8
Q
moor
A
el moro
9
Q
betekenis
A
el significado
10
Q
wanneer
A
cuando
11
Q
naar binnen gaan
A
entrar (en)
12
Q
noemen
A
mencionar
13
Q
verschil
A
la diferencia
14
Q
laatste
A
último /-a
15
Q
praten (met)
A
conversar (con)
16
Q
vertellen
A
contar
17
Q
om middernacht
A
a medianoche
18
Q
begrijpen
A
comprender
19
Q
noteer
A
anote (inf: anotar)
20
Q
routebeschrijving
A
la descripción del camino
21
Q
verschijnen, voorkomen, opduiken
A
aparecer
22
Q
tequila
A
el tequila
23
Q
Spaanse peper
A
el chile
24
Q
taco
A
el taco
25
agave (tropische plant)
la agave
26
zet
ponga (inf: poner)
27
maispannekoek
la tortilla
28
mais
el maíz
29
ervaring
la experiencia
30
vinden, aantreffen
encontrar
31
beschaving, cultuur
la civilización
32
uitmuntend
excelente
33
alcoholische drank
la bebida alcohólica
34
het wordt gemaakt van ...
se hace de ...
35
plant
la planta
36
boon
el frijol
37
ons dagelijks brood
el pan nuestro de cada día
38
aankomst
la llegada
39
basis
la base
40
voeding
la alimentación
41
regelmatig, frequent
frecuentemente
42
bereiden
preparar
43
puree
el puré
44
vooral
sobre todo
45
verbruiken (hier: eten)
consumir
46
regelmatig
regularmente
47
met kaas gevulde maispannenkoek
la quesadilla
48
erg lekker
riquísimo /-a
49
produceren
producir
50
traditie
la tradición
51
net als
igual que
52
mesties (vermenging van inheems en europees bloed)
mestizo /-a
53
inheemse persoon
el/la indígena
