Caminos | Unidad 9C Flashcards
(101 cards)
1
Q
contact opnemen
A
entrar en contacto
2
Q
sturen, zenden
A
mandar
3
Q
faculteit, universiteit
A
la facultad
4
Q
de jongen met de rode trui
A
el chico del jersey rojo
5
Q
(hij/zij) zit naast me
A
está sentado a mi lado
6
Q
zij met dat lange haar
A
la del pelo largo
7
Q
haar
A
el pelo
8
Q
yoga
A
el yoga
9
Q
met elkaar opschieten, elkaar begrijpen
A
entenderse
10
Q
de blonde op de hoek
A
el rubio de la esquina
11
Q
blond
A
rubio /-a
12
Q
sport(st)er
A
el/la deportista
13
Q
surfen
A
hacer surf
14
Q
een baard hebben
A
llevar barba
15
Q
gezet, mollig
A
gordito /-a
16
Q
Ecuadoraan(se)
A
el/la ecuatoriano /-a
17
Q
intelligent
A
inteligente
18
Q
temperament
A
el temperamento
19
Q
nog niet
A
todavía no
20
Q
tamelijk
A
bastante
21
Q
aangenaam, aardig
A
agradable
22
Q
karakter
A
el carácter
23
Q
lijken, overkomen
A
parecer
24
Q
verlegen
A
tímido /-a
25
serieus
serio /-a
26
donker (haar)
moreno /-a
27
dik
gordo /-a
28
slank
delgado /-a
29
klein
bajo /-a
30
lang
alto /-a
31
knap
guapo /-a
32
onsympathiek
antipático /-a
33
gezellig
sociable
34
snor
el bigote
35
bruin haar hebben
tener el pelo castaño
36
blauwe ogen hebben
tener los ojos azules
37
oog
el ojo
38
kaal
calvo
39
sollicitatiegesprek
la entrevista de trabajo
40
kaart(je), formulier
la ficha
41
persoonlijk
personal
42
verzekering
el seguro
43
(persoons-) gegevens
los datos (personales)
44
gegeven
el dato
45
nationaliteit
la nacionalidad
46
geboortedatum
la fecha de nacimiento
47
burgerlijke staat
el estado civil
48
woonplaats
el domicilio
49
opmerking
la observación
50
kandidaat / kandidate, sollicitant(e)
el/la candidato /-a
51
sinds
desde hace
52
Madrileen(se)
el/la madrileño /-a
53
reden
el motivo
54
gezins-
familiar
55
nerveus
nervioso /-a
56
ontspannen
relajado /-a
57
indruk
la impresión
58
algemeen
general
59
positief
positivo /-a
60
personeelschef
el jefe de personal
61
deskundige, vakman/vakvrouw
el/la experto /-a
62
Peruaan (se)
el/la peruano /-a
63
ziek
enfermo /-a
64
zich herinneren
acordarse de
65
beschrijving
la descripción
66
ambitieus
ambicioso /-a
67
ontmoetingsplek, trefpunt
el punto de encuentro
68
gezelschap
la compañía
69
samen de vrije tijd doorbrengen
compartir el tiempo libre
70
(uit-) oefenen
practicar
71
Spaanssprekend persoon (m/v) Spaanstalige (m/v)
el/la hispanohablante
72
(zit-)plaats
la plaza
73
benzinekosten
los gastos de gasolina
74
goedkoop
de forma barata
75
rugzak
la mochila
76
alleenstaande moeder
la madre soltera
77
vriendschap
la amistad
78
plan, voornemen
el plan
79
gemeenschappelijk
común
80
oprechtheid
la seriedad
81
deelnemer/deelneemster aan een excursie
el/la excursionista
82
uitbreiden
ampliar
83
vrolijk
alegre
84
ik zou graag ....
me gustaría ...
85
vriendschap sluiten
entablar amistad
86
vrije tijd
el tiempo libre
87
zin krijgen / hebben
animarse
88
joggen
hacer footing
89
vormen
formar
90
muziekgroep, band
el grupo de música
91
pianospelen
tocar el piano
92
website, homepage
la página web
93
Spaanse les
las clases de español
94
(in ruil) voor; tegen
a cambio de
95
biografie
la biografía
96
kies uit
elija (inf: elegir)
97
uitkiezen
elegir
98
schrijf
escriba (inf: escribir)
99
uiterlijk
el aspecto físico
100
voorkeur
el gusto
101
formuleer
formule (inf: formular)
