Emodule aritmie & ECG Flashcards

(38 cards)

1
Q

ontstaan aritmieën

A
  1. Veranderde automaticiteit = sinusaritmie, activatie latente alternatieve pacemaker (SVES, VES)
  2. Veranderde prikkelgeleiding = conductie blok (SA blok, AV blok)
  3. Re-entry = pathologische tachy-aritmieen (supraventriculaire tachycardie, Atrium fib, ventriculaire tachycardie, Ventrikel fib)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Re-entry

A

Een bundel splitst in tweeën: er kan een route snel (lange refractaire periode en snelle geleiding) en een trage route (korte refractaire periode en langzame geleiding) zijn. De elektrische impuls splitst continu en brengt de AP door het hart. –> tachycardie kan hierdoor veroorzaakt worden, omdat de impuls continu blijft doorgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Oorzaken pathologische ritmestoornissen

A
• electrolyten dysbalans
• hypoxie hart
• infecties
  – viraal
  – bacterieel
  – myocarditis
  – pericarditis / endocarditis
• (endo-) toxinemie / sepsis
• metabool probleem 
  – rhabdomyolyse
  – vitamine E deficiëntie
• exotoxines
  – digitalis / oleander
  – monensin (ionophore)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Fysiologische aritmie

A
• vooral bij het paard
  – hoge vagustonus → electrische
inhomogeniteit
• normale hartfrequentie
• normale polskwaliteit
• gaan weg bij sympathische
overdrive
  – parasympaticolytica
  – sympaticomimetica 
  – inspanning
• vanuit SA of AV knoop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pathologische aritmie

A
• alle diersoorten
• tachycardie
  – bij paard niet altijd
• afwijkende polskwaliteit
  – zwak
  – inequaal
• wisselende intensiteit hartetonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

indeling aritmie

A

Wel een patroon
“regelmatig onregelmatig”
• meestal fysiologisch

Geen patroon te herkennen
“onregelmatig onregelmatig”
• meestal pathologisch (muv sinusaritmie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

lokalisatie aritmie

A
Supraventriculair
± junctioneel
• SA blok
• sinusaritmie
• AV blok
• AF
• SVES
• SV tachycardie

Ventriculair
• VES
• ventriculaire tachycardie
• VF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sinusaritmie

A

Geen regelmaat in te vinden, langere pauzes afgewisseld met kortere

Respiratoire sinus aritmie (bv hond)
Wél voorspelbaar:
bij inademing ↑hartfrequentie
bij uitademing ↓hartfrequentie → dus golf beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

SA blok

A
  • Hele P-QRS-T valt uit

* Regelmatige stukken onderbroken door uitval in (meestal) vast patroon, bv 3/1.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

1e graad AV blok

A

• verlengde P-Q tijd
• geen uitval (klinisch regelmatig)
niet te horen of te voelen → ECG diagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

2e graads AV blok

A

• regelmatige stukken onderbroken door uitval QRST in vast patroon (bv 3/1)
• soms P top te horen als S4
– Mobitz type 1 = Wenkebach
– progressieve verlenging P-Q tijd voordat QRS uitvalt
– Mobitz type 2
– geen verandering P-Q tijd voordat QRS uitvalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

3e graads AV blok

A

Ontbreken geleiding van atrium naar ventrikel
• Compleet blok
– impuls vanuit atrium wordt niet voortgeleid door AV knoop naar Purkinjevezels
– A-V ontkoppeling (“dissociatie”)
• P en QRS-T komen volledig onafhankelijk van elkaar voor
• “escape” ritme door alternatieve pacemakers in ventrikel
– (te) traag ritme ook tijdens arbeid (bv 40 /min in galop)
• meestal gevolg van:
– andere primaire hartziekte
– intoxicatie (oa medicatie bv quinidine)
• behandeling:
– EHBO: atropine / adrenaline
– lange termijn: pacemaker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Supraventriculaire extrasystole (SVES)

A

• Afwijkende P-top
– vorm
– timing
– QRS complex normaal
– mogelijk P-op-T
• Regelmatige stukken onderbroken door extra slagen
– soms met compensatoire pauze (refractair AV-geleidingssysteem)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Atriumfibrillatie

A

• meest voorkomende pathologische ritmestoornis
– rund / paard / hond ← ieder eigen pathofysiologische achtergrond
• lone, paroxysmal, secundair aan dilatatie
• inspanningsintolerantie
– paard soms, andere diersoorten altijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Klinische kernmerken atriumfibrillatie

A
  • Onregelmatig/patroonloos onregelmatig
  • Na / tijdens arbeid blijft ritme onregelmatig
  • Inequale pols
  • Wisselend verhoogde venepols
  • Wisselende intensiteit hartetonen
  • Bij hond in rust tachycardie, paard vaak niet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

therapie atriumfibrillatie

A
• Indicatie afhankelijk van oorzaak
  – bij dilatatie atrium weinig zinvol
  – bij “lone” atriumfibrillatie mn bij paard afhankelijk van gebruiksdoel
• Opties
  – medicamenteus
    • quinidine evt met digoxine
    • onder continue hartbewaking en met crashkit!
  – electrocardioversie
17
Q

Ventriculaire extrasystolen (VES)

A

• regelmatige stukken onderbroken door “extra” slagen
– ±compensatoire pauze ivm refractair ventrikelweefsel
• niet normaal voorafgegaan door P top
• bizarre vorm QRS (groot, wijd)
– uniform of multiform
• R-op-T mogelijk
– dan kans op levensbedreigende aritmie (ventrikelfibrillatie)

18
Q

Ventriculaire tachycardie

A
• Definitie: >3 VES achter elkaar
• Hartritme kan regelmatig zijn
  – wel zwakke pols ±uitval 
• Behandeling
  – anti-arrhythmica
  – ondersteunend - cardiovasculaire collaps
  – wegnemen primaire oorzaak
19
Q

membraan potentiaal

A

een membraan potentiaal wordt gerealiseerd door selectieve permeabiliteit van de celmembraan voor verschillende ionen. Membraanpotentiaal in rust is negatief (K+ hoger in cel dan buiten).

20
Q

Actie potentiaal

A

tijdens een actie potentiaal openen selectieve ion kanalen, waardoor de membraan potentiaal veranderd > meer positief. Membraan moet voorbij drempelwaarde > snelle depolarisatie (influx Na+) > positief membraan potentiaal > actie potentiaal wordt doorgegeven > repolarisatie

21
Q

depolarisatie

22
Q

repolarisatie

23
Q

stappen actiepotentiaal hartcel

A
0 = depolarisatie
1 = vroege repolarisatie
2 = plateaufase
3 = late repolarisatie
4 = resting fase
24
Q

skeletspiercel vs. hartspiercel

A

hartspiercel heeft ook Ca2+ kanalen, die open gezet worden om influx Ca2+ te vergroten.

25
plateaufase
influx Ca2+
26
waarvoor dient Ca2+ tijdens plateaufase
Calcium is nodig voor contractie. Influx Ca2+ zorgt voor loslating Ca2+ uit SR (calcium-induced calcium release). Calcium bindt aan troponine (binding plekken voor myosine op actine filamenten).
27
Tot welke fase duurt de refractaire periode
tot zeker het einde van fase 3 = late repolarisatie. Voorkomen van tetanus.
28
Wat gaat tegelijkertijd met de plateaufase?
contractie van de spiercel
29
waar wordt actiepotentiaal gemaakt?
Sinus en AV knoop (pacemaker cellen)
30
depolarisatie
negatief membraan aan buitenzijde
31
repolarisatie/rust
positieve membraan aan buitenzijde
32
cardiac dipole
sommige cellen zijn negatief en andere positief > net als batterij > kan dienen als vector omdat het zowel een richting heeft (van meest negatief naar meest positief) en een magnitude heeft.
33
Componenten ECG
P-top QRS-complex T-top
34
P-top
atriale depolarisatie
35
QRS-complex
ventriculaire depolarisatie
36
T-top
ventriculaire repolarisatie
37
PQ tijd
de vertraging van AV knoop, voordat de AP de bundel van His bereikt.
38
in welke aanzicht is de ECG gemaakt?
Dorsaal aanzicht