Werkcollege 1 Flashcards

(40 cards)

1
Q

Wet van Dalton

A

stelt dat de som van alle partiële drukken van de gassen in een mengsel rijk is aan de totale druk van het gasmengsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Formule partiële druk

A

Partiële druk gas = Patm x % gas in atmosfeer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verhouding druk en vocht

A

In vochtige lucht zorgt waterdamp ervoor dat de bijdrage van de andere gassen in het mengsel verdund wordt. Partiele druk van een gas in vochtige lucht = (Patm - PH2O) x % gas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Patm

A

760 mm Hg

zuurstofpercentage 21% (bij 0% luchtvochtigheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

formule flow

A

Flow = (verschil)P/R

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verschil circulatie bloed en lucht

A

het belangrijkste verschil is dat lucht, i.t.t. bloed, bestaat uit samendrukbaar mengsel van verschillende gassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Drukgradienten

A

respiratoire systeem veroorzaakt door verandering van volume van de thorax. Deze drukgradienten zorgen ervoor dat lucht gaat stromen tijdens inspiratie en expiratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ideale gaswet

A

PV = nRT
De hoeveelheid druk in een bepaald volume hangt samen met de hoeveelheid gas en constante daarvan in een bepaalde temperatuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wet van Boyle

A

P1 x V1 = P2 x V2

P = 1/V > druk is proportioneel aan volume. Waneer V wordt verkleind dan zal de druk toenemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waardoor kan lucht zich van de atmosfeer naar de longen verplaatsen

A

Dit heeft te maken met druk verschil tussen de thorax en de atmosfeer. De druk in de thorax is negatief waardoor lucht aangezogen wordt. De druk wordt hierdoor positief, waardoor de lucht daarna passief naar buiten gedreven kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

invloed weerstand van de luchtwegen op de luchtstroom

A

wanneer de weerstand van de luchtwegen groter is dan is moeilijker om lucht erin te zuigen of af te drijven. Hierdoor stijgt het drukverschil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

factoren beïnvloeden luchtwegweerstand

A

De locatie van luchtstroom in een buis is van invloed op de stroomsnelheid. Hoe meer weerstand hoe trager de luchtstroom. Wanneer er constrictie van de bronchiën optreedt dan is er een kleine volume om de lucht doorheen te krijgen > kost meer energie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Elastic recoil

A

rekbaarheid/soepelhied van een elastiek/long: hoe stugger het elastiek (hoge elastic recoil), hoe meer kracht nodig is om dit uit te rekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Compliantie

A

de bereidheid/mogelijkheid om te willen meerekken.
C = 1/E
C = (verschil)V/(verschil)P

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

stugge long

A

lage compliantie, bijv. fibrosering. Meer inspiratie inspanning leveren om hetzelfde ademvolume te handhaven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kracht inspiratie

A

diafragma en externe intercostaalspieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Pip

A

intrapleurale druk = negatieve druk tussen de pleura. Deze druk levert de druk (kracht) die nodig is om de longen en thorax te vervormen

18
Q

Formule Pip

A

Pip = Palv + Ptp

19
Q

Ptp

A

transpulmonale druk = drukverschil over het longweefsel. –> compliantie. Drukverschil is altijd positief.

20
Q

Palv

A

alveolaire druk = negatieve druk bij inademen en positief bij uitademen.

21
Q

AMV

A

ademminuutvolume = ventilatie

22
Q

Hoe komt stroming lucht met bloed overeen?

A
  • Verschillende drukken
  • Beide geleid door een buis = confectie
  • Stroming door drukverschil
  • Er is een weerstand
  • Er is uitwisseling
23
Q

Verloop inspiratie

A
  1. contractie van diafragma en m. intercostalis externen
  2. Volume van thorax neemt toe
  3. Pleurale membranen volgen deze beweging, het elastische longweefsel werkt dit tegen. Hierdoor wordt de Pip negatiever
  4. Longvolume neemt toe, Palv daalt tot onder atmosferische druk
  5. lucht gaat stromen van atmosfeer naar alveoli
  6. Druk in alveoli neemt toe
  7. Luchtstroom stopt wanneer de druk in de longen dezelfde is als de druk in de atmosfeer.
24
Q

Welke spieren zijn betrokken bij actieve expiratie?

A

m. intercostalis internus en diafragma/buikspieren

25
wanneer is Palv gelijk aan Patm?
tussen inspiratie en expiratie = tijdens rust. Palv = 0 mmHg. Geen drukverschil = geen stroming
26
Palv maximaal?
Meest negatief halverwege inspiratie (openen alveoli; druk daalt omdat lucht door weerstand niet zomaar naar binnen kan stromen). Meest positief halverwege expiratie (sluiten alveoli).
27
Waarom is Pip steeds negatief?
Elastic recoil + ribwand die 2 verschillende kanten opgaan. Meer negatief door uittrekken van de long > elastic recoil
28
Waarom is Pip niet overal gelijk aan Ptp?
Pip meer negatief tijdens inademing dan Ptp. De alveolaire druk moet negatief gemaakt worden > anders geen inademing
29
Waarom is weerstand tijdens ademhaling niet constant?
De straal wordt groter tijdens inademen, daarom is weerstand lager. (milkshake met dik en kort rietje).
30
wat zegt de breedte van de VP lus?
De breedte wordt bepaald door de alveolaire druk
31
Hoe wordt de elastic recoil in de VP-lus aangeduid?
Zwarte lijn > je tekent een driehoek onder deze lijn.
32
Hoe kun je uit de VP-lus afleiden dat de expiratie passief verloopt?
De driehoek komt dan boven de lijn staan > deze kracht moet dan groter zijn dan het ovaaltje/lus.
33
dyspneu
benauwdheid. Restrictief = afgenomen compliantie. | Meer moeite hebben met ademhaling. CO2 spiegel stijgt > prikkeling in adhemhalingscentrum
34
Wat is verband luchtwegweerstand en alveolaire druk
Wanneer de luchtwegweerstand 16x zo groot wordt (luchtweg diameter 4 cm naar 2 cm), dan moet de alveolaire druk ook 16x zo groot worden om dezelfde ventilatie te houden.
35
wat is invloed van sympathisch en parasympatisch zenuwstelsel/medicatie op luchtwegen?
- sympaticomimeticum = B2 = bronchodilatatie | - Parasympaticolyticum = muscarine-antaxonist (maar ook invloed op MDK of sinusknoop (tachycardie)).
36
Verandering VP-lus verhoging weerstand
Verhoogde weerstand = meer niet-elastische arbeid, dus meer alveolaire druk > bredere VP-lus
37
Verandering VP verlaging compliantie
Compliantie omlaag = ovaal blijft hetzelfde, maar de helling wordt vlakker > inspiratie moeilijker
38
Verandering VP-lus verhoging compliantie en luchtwegweerstand
Compliantie en R omhoog = elastische arbeid omlaag en niet-elastische arbeid omhoog > Lijn steiler en lus breder > expiratie moeilijker. Weinig elastische energie ( driehoekje heel klein) > geen passieve ademhaling.
39
Wat gebeurt er met de VP-lus tijdens hoestcyclus?
Diepe inademing > longen goed uitrekken Spieren aanspannen Epiglottis zit dicht > druk opbouwen --> daarna open Volume zakt > partikels worden naar buiten genomen. Actieve uitademing --> VP-lus wordt een vierkantje
40
welk effect is er door het ontbreken van voldoende surfactant in de alveoli op de compliantie van de longen?
Compliantie wordt lager > longen willen minder rekken