Werkcollege 13 Flashcards

(14 cards)

1
Q

verschijnselen voorste luchtweg infectie

A

Niezen, hoesten,
hogere ademfrequentie, inspiratoire dyspneu, neusuitvloeiing, stridor, pijnlijkheid bij de sinussen, gedempte toon bij de sinussen, neusvleugelen, labiaal ademen, gevoelige trachae en larynx, koorts is mogelijk, verhoogde pols, vergrote mandibulaire (draineren oppervlakkige structuren) en retrofaryngeale (draineren diepere strucutren) lymfeknopen, rodere slijmvliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

mogelijkheden aanvullend onderzoek bacteriële infecties

A
  • Keelswab, neusswab, tracheaal spoelsel > bacteriologisch onderzoek
  • Beeldvorming met röntgen, CT en endosopie.
  • Serologisch onderzoek is mogelijk
  • biopt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

nadelen aanvullend onderzoek bacteriële infecties

A
  • swabs = zitten veel commensale flora die je ook mee kweekt. Tracheaal spoelsel betere optie.
  • beeldvorming = lastig te zeggen welke bacterie, tenzij je een heel specifiek beeld hebt.
  • serologisch onderzoek kan het zijn dat er nog geen antilichamen aangemaakt zijn je kan wel gepaarde sera toepassen, dit duurt echter dus wel een aantal weken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Agentia die infectie in zowel voorste als achterste luchtwegen veroorzaakt

A
  • Bordetella (niesziekte, kennelhoest en atrofische rhinitis)
  • Chlamydia (niesziekte)
  • Fusobacterium necroforum (larynxdifterie)
  • Mycoplasma (niesziekte)
  • Streptococcus equi equi (droes)
  • Pasteurella (atrofische rhinitis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

symptomen achterste luchtwegen

A

Verschijnselen bij een diepere luchtweg infectie zijn;
Expiratoire dyspneu of gemengde dyspneu, verhoogde ademhaling, verhoogde hartslag, hoesten, anusbewegingen, naknijpen, bijgeluiden bij auscultatie, koorts, neusuitvloeiing bilateraal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

aanvullend onderzoek diepere luchtwegen

A
  • Bronchio-alveolaire lavage
  • Beeldvorming zoals endoscopie en röntgen
  • Longpunctie, thoraxpunxtie (bij pleuritis) of biopt
  • Transtracheaal spoelsel
  • Serologisch onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

eigenschappen Mycoplasma

A

Mycoplasma heeft geen celwand. Je kan dus ook geen gramkleuring doen.
De standaard platen die worden gebruikt, daar groot mycoplasma niet op of pas weken later. Er is een speciale agar plaat voor nodig.
Het zijn een van de kleinste bacteriën en kan zich makkelijker vervormen.
De bacterie heeft geen celwand dus gaat daar buiten snel dood.
Diersoort en orgaanspecifiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mycoplasma ziektes

A
  • Kat niesziekte
  • Hond kennelhoest
  • Varken PRDC, pleuritis jonge biggen
  • Rund oa shipping fever, ook gewrichten kunnen meedoen. - Schaap en geit zomerlong ontsteking
  • Pluimvee mycoplasma infectie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ziet globaal structuur van pluimveesector eruit?

A

Zie het als een driehoek, onderaan de leghennen en vleeskuikens. Daarboven ouderdieren – ook wel vermeerdering
De laag daarboven is grootouder dieren – ook wel subfok
Een bepaald merk of ras, gericht op groei of vlees etc.
De bovenste laag is de topfok, hier zijn geen bedrijven van in Nederland.
Dit zijn zuivere lijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar bevindt zich Mycoplasma zich als er (nog) geen ziekteverschijnselen zichtbaar zijn?

A

In luchtwegen en luchtzakken. Het is lastig om bij het mycoplasma te komen dus lastig te
bestrijden met antiobiotica. Eventueel kan hij ook nog in de urogenitaal tractus zitten.
In mucus en faeces kan deze ook overleven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Via welke route(s) wordt Mycoplasma overgebracht van dier naar dier?

A

Het wordt overgedragen over korte afstand via de lucht of door overdacht via het ei en
besmet organisch materiaal kan ook. Het wordt dus horizontaal en verticaal
overgedragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

premuniteit

A

het antigeen en antilichaam aanwezig zijn, hij is te vinden in de
diagnostiek maar is wel lastig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke eigenschappen van mycoplasma’s zorgen ervoor dat antibiotica niet of onvoldoende werkzaam zijn

A

Geen celwand dus betalactam kan al niet. Intracellulair en in een biofilm maakt het ook moeilijker voor antibiotica om de bacterie te bereiken.
Er ontstaat een soort dragerschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke maatregelen horen volgens u thuis in het bestrijdingsprogramma voor Mycoplasma gallisepticum?

A
  • Goede hygiene
  • vaccineren
  • All-in all-out systeem = scheiden van leeftijden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly