Hoorcollege 5 Flashcards Preview

CiRe > Hoorcollege 5 > Flashcards

Flashcards in Hoorcollege 5 Deck (32)
Loading flashcards...
1
Q

Embryologie hart

A

Neurale lijstcellen vormen een hoefijzervormige buis. Deze gaat vervolgens ventraal en daarna naar caudaal buigen. Deze fuseert met het twee andere buizen (veneuze systeem). Op de plek waar de buizen samenkomen vormen 3 “bulten” = bulbus cordis, ventrikel en atrium.

2
Q

onderdelen hart (tijdens embryologie)

A
  1. truncus arteriosus (outflowtract) = truncus pulmonalis/aorta
  2. Bulbus arteriosus (outflowtract) = deel ventrikels & grote vaten
  3. Bulbus cordis = rechter ventrikel
  4. Ventrikel = linker ventrikel
  5. Atrium = linker en rechter atrium en hartoren
  6. Sinus venosus = li: deel rechter atrium; re: sinus coronarius (veneuze afvoer hart)
3
Q

Hartkromming

A

De bulbus cordis en ventrikel vouwen naar beneden en naar elkaar toe. De aparte ruimtes blijven behouden, maar de cellen fuseren. Het hart vormt zich in het pericard.

4
Q

Sinus venosus

A

Dit is de locatie waar alle veneuze aderen op uitmonden.
In het begin heb er dus 2 (links en rechts), maar er blijft er maar 1 over. Rechts blijft dus bestaan, de linkerkant gaat in regressie. Alleen sinus coronarius blijft bestaan: afvoer van hartspier zelf.

5
Q

welke venen komen aan op sinus venosus?

A

v. cava cranalis en caudalis

v. pulmonalis (zuurstofrijk bloed; 4 tot 7)

6
Q

Atrium septatie

A

Ontstaan septum in de atrium, zodat dat deze gesplitst wordt.
2x septatie:
1. primaire septum
2. secundaire septum –> foramen ovale.

7
Q

Ventrikel septatie

A

komt vanaf hartenpunt en gaat naar boven = musculaire ventriculair septum. Daarnaast vormt een atrioventriculair septum (van rechter atrium naar rechter ventrikel; idem links).

8
Q

Outflow tract septatie

A

Truncus arteriosus is gezamenlijke uitgang > dit moeten er twee worden d.m.v. spiraalvorming.

  1. Aorta
  2. Truncus pulmonalis
9
Q

Waarom shunts foetus

A

vermijden van longen en lever

10
Q

shunts

A
  1. Foramen ovale (hart)
  2. Ductus arteriosus (vanuit truncus pulmonalis naar aorta)
  3. Ductus venosus (lever)
11
Q

Druk flow bloed

A
P = Q x R
Druk = Flow x Weerstand
12
Q

Wat is flow?

A

flow = cardiac output (L/min) = slagvolume x hart frequentie

13
Q

Cardiac output

A

Hart minuut volume. Dus hoeveel liter bloed stroomt er per minuut langs hart/aorta.

14
Q

Bloedstromen foetaal

A

Groot gedeelte bloed van placenta. Maar 7% komt komt linker harthelft in voor longen. Dus links/rechts hebben een ongelijke bijdrage aan cardiac output. Want het linker hart draagt 34% bij, terwijl rechter hart dus 7% bijdraagt. Groter CO rechts dan links.

15
Q

Bloedstromen neonataal

A

Wanneer een dier geboren wordt, dan moet zelf gaan ademen door hoog CO2 gehalte. Shunts moeten verdwijnen zodat Cardiac Output aan beide kanten gelijk is. Doordat longen uitklappen, zuigt het bloed aan. Daarnaast verbinding met placenta weg, dus druk in abdomen wordt hoger > druk in aorta hoger.

16
Q

Verdwijnen foramen ovale

A

Door de druk verhoging (aan rechterkant) na de partus, gaan de bladen tegen elkaar aanzitten, waardoor foramen ovale verdwijnt.

17
Q

Bloeddrukken na geboorte

A
Bovendruk = hoogste druk tijdens systole (contractie)
Onderdruk = laagste druk tijdens diastole (vullen)
18
Q

Verschil bloeddrukken hart

A

Aan de rechterkant zijn de drukken veel lager dan links. Dit geldt ook voor truncus pulmonalis.

19
Q

PDA

A

Persisterend ductus arteriosus = na geboorte verdwijnt ductus niet. Bloed gaat daardoor naar de lage druk, dus niet naar aorta maar naar truncus pulmonalis.

20
Q

VSD

A

Ventrikel septum defect = bloed gaat naar rechter harthelft > bloed naar lager drukgebied.

21
Q

liggingsverschil hart in thorax

A

Bij het paard ligt het hart wat meer rechtop, dus hartenpunt wijst naar de grond. Terwijl bij de hond het hart veel meer gekanteld ligt, waardoor hartenpunt meer richting caudaal wijst.

22
Q

Verschillen aftakkingen hart diersoort

A
  • Paard en rund = a. subclavia takt af van truncus brachiocephalica.
  • Hond en varken = a. subclavia takt af van aorta en kruist voorlangs langs truncus brachiocephalica.
23
Q

zicht arteriën linkeraanzicht hart

A

truncus pulmonalis en daarachter aorta.

24
Q

dwarsdoorsnede hart

A

Linker kant veel dikkere wand dan rechter kant.

25
Q

Hoe kan je aan hart zien wat links of rechts is

A

Hartenpunt altijd onderdeel van linkerkant hart (dikkere spierwand).

26
Q

hartkleppen

A

semilunaire kleppen en tricuspidale en bicuspidale kleppen.

27
Q

Klep aorta

A

Komt midden uit het hart. (intercostaalruimte te beluisteren)
Semilunaire klep.

28
Q

Klep pulmonalis

A

Semilunaire klep. Helemaal bovenaan links van het dier.

29
Q

Mitralis klep

A

Linker AV klep

30
Q

Tricuspidale klep

A

Rechter AV klep

31
Q

wat is het probleem als je naar het hart gaat luisteren?

A

Schouder/voorbeen zit in de weg.

32
Q

Bloedvaten hart zelf

A

vanaf aorta 2 takken van coronair vaten (kransslagaders) (links en rechts) die beiden weer aftakkingen hebben. Degene eromheen is de circumflexa en degene in de groeve tussen de ventrikels is interventriculaire vertakking