les15

Question 1

porta

Answer 1

poort

Question 2

patere

Answer 2

openstaan

Question 3

castra

Answer 3

castrorum o mv legerkamp

Question 4

imprimis

Answer 4

vooral

Question 5

equus

Answer 5

paard

Question 6

srupere

Answer 6

versteld staan, bewonderen

Question 7

votum

Answer 7

gebed, offergave

Question 8

putare

Answer 8

denken, menen, beschouwen als

Question 9

praecipitare

Answer 9

storten

Question 10

cogitare

Answer 10

denken, bedenken, overwegen

Question 11

accurare

Answer 11

accurri, accursum komen aanrennen, rennen naar

Question 12

sacerdos

Answer 12

sacerdotis priester, priesteres

Question 13

procul

Answer 13

ver (weg), van verre

Question 14

credere

Answer 14

+dat credidi, creditus geloven, vertrouwen

Question 15

carere

Answer 15

+abl niet hebben, vrij zijn van,missen

Question 16

nescire

Answer 16

niet weten

Question 17

prudentia

Answer 17

weisheid, slimheid

Question 18

praestare

Answer 18

+dat (+abl) praedistiti, praestitus overtreffen(in)

Question 19

constare

Answer 19

bestaan, vaststaan, bekend zijn

Question 20

fraus

Answer 20

fradis v bedrog

Question 21

latere

Answer 21

verborgen zijn, zich stilhouden

Question 22

ad

Answer 22

+acc naar, tot, tegen, bij , trekken, slepen

Question 23

trahere

Answer 23

traxi, tractus trekken, slepen

Question 24

negare

Answer 24

ontkennen, weigeren, daggen dat niet

Question 25

silva

Answer 25

bos, woud

Question 26

misericordia

Answer 26

medelijkden

Question 27

apparare

Answer 27

verschijnen, blijken, duidelijk zijn

Question 28

oraculum

Answer 28

orakel

Question 29

statuere

Answer 29

Statui, statutus plaatsen, bouwenvaststellen, besluiten

Question 30

affirmare

Answer 30

verzekeren, beweren

Question 31

mittere

Answer 31

misi, missus zenden, sturen

Question 32

opprimere

Answer 32

Oppressi, oppressus onderdrukken, overweldigen

Question 33

punire

Answer 33

(be) straffen