alle ww boek 1 Flashcards

(69 cards)

1
Q

vocare

A

roepen, noemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

audire

A

horen, luisteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

petere

A

gaan naar, vragen, verlangen, aanvallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

explere

A

vervullen, uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

quaerere

A

zoeken,vragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

decernere

A

besluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

lacessere

A

prikkelen, uitdagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

habere

A

hebben, houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

esse

A

zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

posse

A

kunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

tribuere

A

verlenen, geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gignere

A

verwekken, baren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

exponere

A

uitstallen, te vondeling leggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

manere

A

blijven, wachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ridere

A

lachen, uitlachen, lachen om

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

irridere

A

uitlachen, bespotten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

cedere

A

weggaan uit, verlaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

accedere

A

komen naar, naderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

discedere

A

weggaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

concedere

A

toestaan, afstaan, geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

claudere

A

sluiten, opsluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

dicere

A

zeggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

ducere

A

deiden, brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

abducere

A

wegvoeren, ontvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
ludere
spelen
26
plaudere
klappen, applaudiseseren
27
scribere
schrijven
28
protegere
bescheremen
29
evadere
ontkomen, ontsnappen
30
sumere
nemen
31
fingere
vormen, bedenken
32
vivere
leven
33
amittere
verliezen
34
laedere
beledigen, kwetsen
35
iuvat
het is leuk, het is prettig
36
adiuvare
helpen
37
cavere
oppassen, uitkijken, op zijn hoedde zijn
38
sedere
zitten
39
videre
zien
40
vovere
beloven, wijden
41
venire
komen
42
convinire
samenkomen
43
invinire
vinden, ontdekken
44
agere
doen
45
legere
lezen
46
vincere
overwinnen, verslaan
47
relinquere
achterlaten, verlaten
48
occidere
doden , doodslaan
49
movere
bewegen, ontroeren
50
removere
verwijderen
51
favere
begunstigen
52
dare
geven
53
circumdare
omsingelen, omgeven
54
prodere
verraden
55
reddere
teruggeven
56
tradere
overgeven, overdragen
57
condere
stichten, bouwen
58
perdere
vernietigen, verliezen
59
stare
staan, blijven staan
60
respondere
antwoorden
61
accidere
gebeuren
62
currere
hardlopen, rennen
63
poscere
verlangen, eisen
64
pellere
verdrijven, verslaan
65
caedere
neerlsaan, daden
66
discere
leren
67
descendere
afdalen
68
comprehendere
grijpen, begrijpen
69
Deserere
Verlaten, in de steek laten