les8 Flashcards
(34 cards)
1
Q
admonere
A
waarschuwen, raadgeven
2
Q
invidia
A
afgunst, jaloezie
3
Q
situs
A
gelegen, liggend
4
Q
cupidus
A
vol verlangen (naar)
5
Q
curare
A
zich bekommeren om
6
Q
disputare (de)
A
bespreken, discussieren (over)
7
Q
oppidum
A
stad
8
Q
vir
A
man, kerel
9
Q
invenire
A
vinden, ontdekken
10
Q
noster
A
ons, onze
11
Q
vester
A
jullie
12
Q
verbum
A
woord
13
Q
suus
A
zijn, haar, hun
14
Q
tuus
A
jouw
15
Q
periculum
A
gevaar
16
Q
monstrum
A
monster
17
Q
terra
A
land
18
Q
ager
A
akker, veld
19
Q
navigare
A
varen, bevaren
20
Q
plenus
A
vol (van)
21
Q
miser
A
ongelukkig, ellendig
22
Q
gloria
A
roem, eer
23
Q
meus
A
mijn
24
Q
puer
A
jongen
25
consilium
plan, raad, advies
26
magister
leraar
27
filia
dochter
28
pulcher
mooi, knap
29
rex
koning
30
narrare
vertellen
31
filius
zoon
32
liber
boek
33
ira
woede, toorn
34
sero
laat