18 Freizeit Flashcards

(214 cards)

1
Q

de vrije tijd

A

die Freizeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de hobby

A

das Hobby

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de belangstelling

de interesse

A

das Interesse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

geïnteresseerd

A

interessiert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zich interesseren

geïnteresseerd zijn

A

sich interessieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

zin hebben

leuk vinden

A

Lust haben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het spel

A

das Spiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het gezelschapsspel

A

das Gesellschaftsspiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de regel

A

die Regel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bijkomen

herstellen

uitrusten

A

sich erholen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

goedgehumeurd

opgewekt

A

gut gelaunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

grappig

vrolijk

A

lustig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het plezier

de grap

A

der Spaß

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

grapjes maken

lol maken

A

Spaß machen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

zich vermaken

zich amuseren

A

sich vergnügen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vergenoegd

blij

vrolijk

A

vergnügt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

het plezier

het genoegen

A

das Vergnügen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

veel plezier

A

viel Vergnügen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

vermaken

amuseren

A

unterhalten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

het amusement

het vermaak

A

die Unterhaltung

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de bibliotheek

A

die Bücherei

die Bibliothek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

lezen

A

lesen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

voorlezen

A

vorlesen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

het boek

A

das Buch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
over
über
26
gaan over
handeln
27
het verhaal
die Geschichte
28
naar muziek luisteren
Musik hören
29
ontspannend
entspannend
30
tv-kijken
fernsehen
31
verzamelen
sammeln
32
belangrijk zijn
ankommen
33
de kaart
die Karte
34
schudden
mischen
35
de speler
der Spieler
36
de speler (v)
die Spielerin
37
de grap de mop
der Witz
38
de puzzel
das Puzzle
39
het raadsel
das Rätsel
40
de oplossing zijn de verklaring zijn
des Rätsels Lösung sein
41
het schaakspel
das Schach
42
de pion het schaakstuk
die Figur
43
de dobbelsteen
der Würfel
44
het internet
das Internet
45
bloggen
bloggen
46
de blog
der Blog das Blog
47
de chat de groepsapp
der Chat
48
appen chatten
chatten
49
surfen
surfen
50
het sociale netwerk de sociale media
das soziale Netzwerk
51
skypen
skypen
52
twitteren
twittern
53
downloaden
herunterladen downloaden
54
de speeltuin
der Spielplatz
55
klimmen
klettern
56
de bank
die Bank
57
spelen
spielen
58
(zich) verstoppen
(sich) verstecken
59
de oppas
der Babysitter
60
de oppas (v)
die Babysitterin
61
(op) passen
aufpassen beaufsichtigen
62
de opvang de begeleiding de oppas
die Betreuung
63
het speelgoed
das Spielzeug
64
de pop
die Puppe
65
de teddybeer
der Teddy
66
knutselen maken
basteln
67
kapotmaken stukmaken
kaputtmachen
68
beschadigen
beschädigen
69
het circus
der Zirkus
70
het uitstapje het tochtje
der Ausflug
71
de dierentuin
der Zoo
72
voeren
füttern
73
de korting de reductie
die Ermäßigung
74
kosteloos gratis
kostenlos
75
gratis
gratis kostenlos
76
tot en met
bis zu
77
ouder dan
über
78
wandelen
spazieren gehen
79
de wandeling
der Spaziergang
80
hardlopen
joggen
81
de fitheid de conditie
die Fitness
82
regelmatig
regelmäßig
83
actief
aktiv
84
de activiteit
die Aktivität
85
een trektocht maken wandelen (in de natuur)
wandern
86
de trektocht de wandeling (in de natuur)
die Wanderung
87
de (berg)hut
die Hütte
88
de picknick
das Picknick
89
barbecueën
grillen
90
fietsen
Rad fahren
91
de mountainbike
das Mountainbike
92
mountainbiken
mountainbiken
93
de tocht
die Tour
94
shoppen
shoppen
95
de club de sociëteit
der Klub
96
de vereniging
der Verein
97
het lid
das Mitglied
98
lid worden
eintreten Mitglied werden
99
toelaten
aufnehmen
100
zwemmen
schwimmen
101
zwemmen badderen
baden
102
de bikini
der Bikini
103
de zwembroek
die Badehose
104
het (binnen)zwembad
das Hallenbad
105
het (buiten)zwembad
das Freibad
106
het zwembad
das Schwimmbad
107
de sauna
die Sauna
108
kegelen
kegeln
109
vissen
angeln
110
de jacht
die Jagd
111
fotograferen foto's maken
fotografieren
112
de camera het fototoestel
der Fotoapparat
113
de flits
der Blitz
114
de video de film
das Video
115
filmen
filmen
116
het filmrolletje
der Film
117
de camera
die Kamera
118
de videocamera
die Videokamera
119
de (spiegel)reflexcamera
die Spiegelreflexkamera
120
de foto het plaatje de afbeelding
das Bild
121
de foto
das Foto
122
een kiekje nemen kieken
(ein Foto) knipsen
123
de bioscoop
das Kino
124
de film de voorstelling
das Kino
125
naar de film gaan
ins Kino gehen
126
draaien
kommen
127
het programma
das Programm
128
het filmprogramma de bioscoopagenda
das Kinoprogramm
129
de film
der Film
130
de serie
die Serie
131
spannend
spannend
132
benieuwd
gespannt
133
grappig komisch
komisch lustig
134
de held het hoofdpersonage
der Held
135
de heldin het hoofdpersonage (v)
die Heldin
136
de reclame
die Werbung
137
zien
ansehen
138
beginnen
beginnen anfangen
139
afgelopen zijn
zu Ende sein
140
(be)kijken
anschauen
141
kom op vooruit
los
142
verder voort-
weiter-
143
afgelopen zijn
aus sein
144
het publiek
das Publikum
145
klappen
klatschen
146
de lof
das Lob
147
prijzen
loben
148
de mensen de personen
die Leute
149
de toeschouwer
der Zuschauer
150
de toeschouwer (v)
die Zuschauerin
151
het theater de schouwburg
das Theater
152
de opera
die Oper
153
de operette
die Operette
154
het cabaret
das Kabarett
155
het ballet
das Ballett
156
de voorstelling
die Vorstellung
157
zich amuseren zich vermaken
sich amüsieren
158
luisteren naar
hören
159
horen
hören
160
de luisteraar
der Zuhörer
161
de luisteraar (v)
die Zuhörerin
162
de acteur de toneelspeler
der Schauspieler
163
de actrice de toneelspeelster
die Schauspielerin
164
de rol
die Rolle
165
het toneel het podium
die Bühne
166
opvoeren
aufführen
167
de opvoering de uitvoering
die Aufführung
168
de (wacht)rij
die Schalnge
169
het kaartje
die Karte
170
de (zit)plaats
der Platz
171
ruilen van
tauschen
172
de rij
die Reihe
173
ergens
so
174
opstaan
aufstehen
175
het geluk
das Glück
176
gelukkig
zum Glück
177
zelfs
sogar
178
uiteindelijk ten slotte
schließlich
179
uitverkocht
ausverkauft
180
het museum
das Museum
181
rondleiden
führen
182
de rondleiding
die Führung
183
de tentoonstelling
die Ausstellung
184
de rommelmarkt de vlooienmarkt
der Flohmarkt
185
cultureel
kulturell
186
meer
mehr
187
eerder liever meer
eher
188
ervoor daarvoor erin
dafür
189
dansen
tanzen
190
de dans
der Tanz
191
ten dans vragen
auffordern
192
het feest de party
die Party
193
de sfeer
die Stimmung
194
geweldig fantastisch
klasse
195
leuk fantastisch
toll
196
super
super
197
cool vet
cool
198
feesten vieren
feiern
199
het feest
die Feier das Fest
200
de gast
der Gast
201
plaatsvinden
stattfinden
202
voorbereiden
vorbereiten
203
het festival
das Festival
204
uitgaan
ausgehen
205
de disco de club
die Diskothek
206
naar huis gaan
heimgehen
207
open
geöffnet
208
open zijn
auf sein offen sein
209
dicht zijn
zu sein zu haben
210
de entree
der Eintritt
211
gratis
umsonst gratis kostenlos
212
zo
so
213
zomaar zonder problemen
ohene weiteres
214
vrij gratis
frei