23 Tiere und Pflanzen Flashcards
(138 cards)
1
Q
het dier
A
das Tier
das Nutztier
2
Q
het huisdier
A
das Haustier
3
Q
voeren
eten geven
A
füttern
4
Q
eten
vreten
A
fressen
5
Q
de hond
A
der Hund
6
Q
een bijtgrage hond
een gevaarlijke hond
A
ein bissiger Hund
7
Q
blaffen
A
bellen
8
Q
bijten
A
beißen
9
Q
de kat
A
die Katze
10
Q
de kater
A
der Kater
11
Q
de muis
A
die Maus
12
Q
de haas
A
der Hase
13
Q
de paashaas
A
der Osterhase
14
Q
het konijn
A
das Kaninchen
15
Q
het schildpad
A
die Schildkröte
16
Q
het paard
A
das Pferd
17
Q
de ezel
A
der Esel
18
Q
paardrijden
A
reiten
19
Q
de koe
A
die Kuh
20
Q
het varken
A
das Schwein
21
Q
het biggetje
A
das Ferkel
22
Q
het rund
de koe
A
das Rind
23
Q
het schaap
A
das Schaf
24
Q
de geit
A
die Ziege
25
de kip
das Huhn
26
de vacht
het (dieren)vel
das Fell
27
de staart
der Schwanz
28
het onderste deel van de poot
die Pfote
29
de snuit
de bek
die Schnauze
30
de dierentuin
der Zoo
der Tierpark
31
de kooi
der Käfig
32
het aquarium
das Aquarium
33
wild
wild
34
gevaarlijk
gefährlich
35
ongevaarlijk
niet gevaarlijk
ungefährlich
36
aggressief
aggressiv
37
de soort
die Art
38
de diersoort
die Tierart
39
de bescherming van soorten
der Artenschutz
40
met uitsterven bedreigd
vom Aussterben bedroht
41
het circus
der Zirkus
42
de bescherming van dieren
de dierenbescherming
der Tierschutz
43
de dierenbeschermer
der Tierschützer
44
de dierenbeschermer (v)
die Tierschützerin
45
de ree
das Reh
46
het hert
der Hirsch
47
de vos
der Fuchs
48
een sluwe vos
ein schlauer Fuchs
49
de wolf
der Wolf
50
de beer
der Bär
51
het spoor
de pootafdruk
die Spur
52
het insect
das Insekt
53
de mug
die Mücke
54
de steekmug
die Stechmücke
55
de muggenbeet
der Mückenstich
56
de bij
die Biene
57
de vlieg
die Fliege
58
de vlinder
der Schmetterling
59
de kever
der Käfer
60
de slak
die Schnecke
61
het slakkenhuis
das Schneckenhaus
62
de naaktslak
die Nacktschnecke
63
de giraf
die Giraffe
64
de aap
der Affe
65
de chimpansee
der Schimpanse
66
de gorilla
der Gorilla
67
de orang-oetan(g)
der Orang-Utan
68
de olifant
der Elefant
69
de leeuw
der Löwe
70
de leeuwin
die Löwin
71
de tijder
der Tiger
72
de krokodil
das Krokodil
73
de slang
die Schlange
74
giftig
giftig
75
het (ver)gif
das Gift
76
tam
zahm
77
niet schuw
niet bang
zutraulich
78
de walvis
der Wal
79
de vis
der Fisch
80
de haai
der Hai
81
de forel
die Forelle
82
de zalm
der Lachs
83
de vin
die Flosse
84
de schelp
de mossel
die Muschel
85
de vogel
der Vogel
86
de eend
die Ente
87
de pinguïn
der Pinguin
88
vliegen
fleigen
89
de snavel
der Schnabel
90
de vleugel
der Flügel
91
de veer
die Feder
92
het nest
das Nest
93
de bloem
die Blume
94
de snijbloem
die Schnittblume
95
de bloempot
der Blumentopf
96
de bloemist
der Blumenladen
97
de bos
het boeket
der Blumenstrauß
98
de vaas
die Vase
99
gieten
water geven
gießen
100
de roos
die Rose
101
de tulp
die Tulpe
102
bloeien
blühen
103
de bloesem
die Blüte
104
de knop
de bot
die Knospe
105
de steel
der Stiel
106
de plant
die Pflanze
107
plantaardig
pflanzlich
108
planten
pflanzen
109
aanplanten
telen
anpflanzen
110
groeien
wachsen
111
het blad
das Blatt
112
de tuin
der Garten
113
buiten
im Freien
114
exotisch
exotisch
115
het balkon
der Balkon
116
de boom
der Baum
117
een boom kappen
einen Baum fällen
118
de tak
der Ast
119
de (boom)stam
der Stamm
120
de wortel
die Wurzel
121
de zilverspar
de zilverden
de denneboom
die Tanne
122
de eik(enboom)
die Eiche
123
de vrucht
die Frucht
124
de struik
der Strauch
125
de struik
de heester
der Busch
126
het bos
der Wald
127
stil
still
128
de paddenstoel
der Pilz
129
het eekhoorntjesbrood
der Steinpilz
130
paddenstoelen plukken
Pilze suchen
Pilze sammeln
131
verzamelen
zoeken
plukken
sammeln
132
de wei
het weiland
die Wiese
133
het gras
das Gras
134
het grasveld
het gazon
der Rasen
135
de soort
die Sorte
136
het graan
das Getreide
137
het koren
das Korn
138
de korrel
het graantje
das Korn
