Belangrijk uit boek 1 Flashcards

(40 cards)

1
Q

Deferred Imitation is bewijs voor het … van jonge baby’s

A

Bewijs voor het geheugen van baby, omdat de imitatie plaatsvindt na een pauze bij deferred imitation.

jonge baby’s kunnen imiteren op een bepaalde manier, namelijk deferred imitation.
Dit is een vorm waarbij imitatie na een korte pauze optreedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Koppel:

a. 6 maanden oud
b. 13 maanden oud
c. 16 maanden oud

  1. Simpele sequenties van acties herinneren
  2. Sequenties van acties reproduceren tot 3 maanden
  3. Sequenties van acties reproduceren tot 12 maanden
A

A – 1
B – 2
C – 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Veranderingen in basiscapaciteiten van geheugen kind:

Encoding
Consolidatie

A

Maturatie van breinstructuren en myelinisatie leidt tot beter geheugen.

  1. Encoding: PFC en mediale temporaalkwab groei.
  2. Consolidatie: hippocampus en mediale temporaalkwab groei.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Veranderingen in geheugen kindertijd en schoolgaande leeftijd is vooral door …:

A

geheugenstrategieën.

4 jaar of jonger: weinig flexibiliteit tussen ineff./effectieve strategieën. Perseveratieve fouten: eerder succesvolle strategie blijven gebruiken als die nu onsuccesvol is.

4-5 jaar: flexibel wisselen tussen ineff./effectieve strategieën. Irrelevante informatie negeren voor relevante.

6 jaar: chunking

7-10 jaar: repetitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Elaboratie:

A

geheugenstrategie waarbij je betekenisvolle links creëert tussen objecten die je dient te herinneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Metamemory:

A

aspect van Metacognitie. kennis van geheugen en het monitoren/reguleren van het geheugenproces. B.v. weten wat je geheugenlimiet is, welke strategieën er zijn, welke wel/niet werken voor jou.

____

Metacognitie:
kennis over je geest en cognitieve capaciteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op welke leeftijd hebben kinderen een vroeg concept van metacognitie?

A

Al in de vroege jaren, bijvoorbeeld de volgende onderzoeksresultaten:

  • 2 jaar: begrip dat je moet werken om te herinneren
  • 3 jaar: verschil kennen tussen denken en ervaren
  • 4 jaar: weten dat gedrag door opvattingen wordt gestuurd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

4 conclusies geheugenonderzoek kinderen:

A
  1. Oudere kinderen zijn sneller in informatieverwerking en kunnen meer werkgeheugen aan.
  2. Oudere kinderen gebruiken effectievere strategieën
  3. Oudere kinderen hebben een groter metamemory en begrip over wat goede strategieën zijn voor een situatie.
  4. Oudere kinderen hebben meer kennis, wat het opbouwen van geheugen verbetert.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verklaringen voor childhood amnesia (verlies vroege herinneringen):

A
  1. Gebrek aan werkgeheugen opslagruimte (echter, het lijkt geëncodeerd te worden)
  2. Gebrek aan taal: taal ontwikkelt pas later, dus we hebben geen taal gekoppeld aan vroege herinneringen.
  3. Niveau van socioculturele ondersteuning: kinderen van moeders die rijke gesprekken voeren/verhalen vertellen aan kind hebben sterker autobiografisch geheugen. Mogelijk effect van repetitie.
  4. Sense of self: weinig zelfconcept waardoor je dingen eerder niet zag als iets wat “jou” overkomt. Herkennen van zelf in de spiegel is een voorspeller van vermogen om over verleden te praten.
  5. Verbatim versus gist storage (Fuzzy-trace theory): kinderen slaan verbale en algemene beschrijvingen van een gebeurtenis apart op. Verbale informatie raakt verloren over lange periodes, maar de algemene beschrijving blijft langer. Mogelijk maakte ze vroeg meer verbale herinneringen aan.
  6. Neurogenese: celgeboorte in hippocampus ‘ververst’ onze geheugenopslag mogelijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Scripts (GERs; general event representations):

A

typische sequentie van acties gebonden aan een gebeurtenis om toekomstig gedrag te leiden in vergelijkbare settings. (vanaf 3 jaar).

  • Kinderen rapporteren meestal scripts ipv wat er dit specifieke geval was gebeurd.
  • Scripts beïnvloeden geheugen: nieuwe informatie die inconsistent is met script wordt aangepast zodat het bij het script past. Effect op Eyewitness Memory (ooggetouwen geheugen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe verschillen adolescenten van kinderen in hun gebruik van geheugenstrategieën?

  1. Welke strategieën
  2. Bewust/onbewust
  3. Selectiviteit
  4. Relevantie
A
  1. Nieuwe strategieën: Adolescenten leren een techniek genaamd Elaboratie en technieken zoals notities en onderstrepen.
  2. Bewuste inzet: Adolescenten doen het BEWUST.
  3. Selectiviteit: Adolescenten zijn selectiever in welke strategie ze inzetten.
  4. Relevantie: Adolescenten zijn beter in het inzetten van geheugenstrategieën voor selectief relevante informatie zodat irrelevante informatie het werkgeheugen niet belemmert.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe verschillen adolescenten van kidneren in hun basiscapaciteiten voor geheugen?

A
  1. Breinmaturatie: Functionaliteit werkgeheugen vergroot (meer chunks,
  2. Metamemory en kennis: blijft groeien (meisjes hoger).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe verschillen volwassenen van adolescenten in hun geheugen?

A

Verschil verklaarbaar door kennis (semantisch geheugen)

Denken en geheugen wordt beter naarmate iemand kennis over zijn vak op doet. Efficiënter denken en geheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Reminiscence Bump:

A

meer herinneringen van tienerfase en 20s. Waarschijnlijk omdat ze dinstinctiever zijn, veel belangrijke gebeurtenissen optreden en je veel denkt in die leeftijdsgroepen. Afhankelijk van cultureel bepaalde significante gebeurtenissen zoals graduatie, uit huis, trouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom gaat geheugen achteruit in ouderen?

A
  1. Hardware/Capaciteit: achteruitgang van lichaam leidt tot verlies (zenuwstelsel vertraging/neurale transmissie, sensorisch verlies)
  2. Stereotypen: negatief beeld leidt tot slechtere performance.
  3. Strategieën: betere performance met strategieën. Intelligentere ouderen zetten dit beter in.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is waarschijnlijk de oorzaak van werkgeheugen achteruitgang bij ouderen?

  1. Een vertraagd zenuwstelsel
  2. Slechtere geheugenstrategieën
  3. Fysieke afname
  4. Er is geen verschil
A

Een vertraagd zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Contextuele invloed geheugen achteruitgang:

A

sommige onderzoekers denken dat de achteruitgang niet biologisch is en meer afhangt van context. Zo kunnen ouderen die beter opgeleid zijn en actiever zijn langer performen.

Performance op leer/geheugen taken hangt af van:
1. Karakteristieken van de persoon
2. Karakteristieken van de taak
3. Karakteristieken van de omgeving

En prestatie beter in vertrouwde context

18
Q

De oorzaken van overactiviteit en onderactiviteit in het brein van ouderen is …

Een oorzaak per

A
  1. Overactiviteit: compensatie voor achteruitgang door andere gebieden te betrekken.
  2. Onderactiviteit: hardware vermindering wat leidt tot mindere activiteit.
19
Q

Klinische methode Piaget:

A

vraag-en-antwoord techniek om te ontdekken hoe kinderen nadenken over problemen/vragen. Zo kwam Piaget aan antwoorden voor zijn theorie voor ontwikkelingsstadia.

“Waarom is het ’s nachts donker?” zou een kind misschien antwoorden: “omdat we beter slapen als het donker is”.

20
Q

Wat is intelligentie volgens Piaget?

A

Een basisfunctie van het leven die een organisme helpt met het aanpassen aan de omgeving.

Die aanpassing wordt zichtbaar in gedrag, zoals een kleuter die eten kan grijpen van een bord, of een adolescent wie een nieuwe computer installeert.

21
Q

Organisatie (geheugenstrategie):

A

Structureren of groeperen van informatie tijdens het coderen

Gunstig voor langetermijngeheugen

22
Q

Repetitie

A

Herhalen van informatie om te coderen.

Gunstig voor kortetermijngeheugen

23
Q

Leeftijd prospectief geheugen paradox:

A

Prospectief geheugen is het vermogen om intenties in de toekomst uit te voeren, zoals “de oven uitzetten om 18:00” of “een vriend terugbellen later vandaag”.

Jongeren presteren beter hierop in het lab, maar ouderen presteren beter hierop in naturalistische omgeving.

24
Q

Bayley Scales of Infant Development (BSID):

A

Intelligentie meetmethode voor kinderen onder 3 jaar oud.

  1. Motorische schaal: motorische ontwikkeling zoals grijpen.
  2. Cognitieve schaal: manier van denken over typische gebeurtenissen zoals het uitreiken naar een object.
  3. Taal schaal: meet pre-verbale communicatie en vocabulaire.
25
Redenen voor de lage correlatie Bayley scales en IQ
1. Universele Maturatie invloed op ontwikkeling zuigeling: genetische processen compenseren voor de omgeving, waardoor hoge of lage Bayley Scale scores mogelijk slechts tijdelijke deviaties van een universeel pad zijn. 2. De tests meten verschillende vaardigheden.
26
Verschil WISC-V en Bayley Scales:
Bayley Scales focusen op sensomotorische vaardigheden, en WISC-V focust op abstract redeneren, probleemoplossend vermogen.
27
Wat gebeurt er met de stabiliteit van IQ van een groep van kinderen gedurende 9 tot 23 jaar?
Het wordt steeds stabieler. Individuele scores kunnen echter verschillen.
28
Invloed van de stabiliteit van omgeving/ouderschap op IQ-scores van kind:
Kinderen van ouders die veel praten met het kind (vocabulaire) en meer aanmoediging bieden ervaren groei van IQ-scores. In tegenstelling, kinderen in een onstabiele thuisomgeving ervaren vermindering van IQ-scores.
29
Invloed armoede op stabiliteit IQ-scores van kind:
armoede (inkomen ouders, basisbenodigdheden kind) leidt tot verminderde gezondheid, tandzorg en voeding, overvolle en onveilige omgevingen, chronische stress en negatieve ouder-kind relaties, weinig cognitieve stimulatie. Dit alles leidt tot een lagere IQ-score en vermindering daarvan over de periode van opvoeding.
30
Ideational fluency en Originality:
Metingen voor creativiteit. Ideational fluency; hoeveel ideeën iemand kan produceren in een bepaalde tijd. Originality: de capaciteit om originele ideeën te produceren (in combinatie met ideational fluency)
31
Ideational fluency en originaliteit over leeftijd van kind tot volwassenheid:
1. Ideational fluency: stijgt tot 3 jaar, vlakt af tot 5 en daalt daarna tot adolescentie, blijft dalen tot volwassenheid maar minder rap. 2. Originality: Stijgt tot 5, daalt tot adolescentie en stijgt weer in de volwassenheid.
32
Invloed creatieve persoonlijkheid VS hoog IQ in de klas:
Kinderen met hoog IQ geven passende antwoorden op vragen wat gestimuleerd wordt, en creatieve kinderen geven onconventionele reacties die vaak afgewezen worden.
33
Invloed SEC, ethniticeit etc. op IQ en creativiteit: 1. SEC heeft veel invloed op IQ, weinig op creativiteit. 2. SEC heeft weinig invloed op IQ, weinig op creativiteit. 3. SEC heeft veel invloed op zowel IQ als creativiteit. 4. SEC heeft weinig invloed op zowel IQ als creativiteit
1. IQ: veel invloed 2. Creativiteit: weinig invloed
34
Invloed genen op creativiteit en IQ 1. Genen hebben veel invloed op IQ, weinig op creativiteit. 2. Genen hebben weinig invloed op IQ, weinig op creativiteit. 3. Genen hebben veel invloed op zowel IQ als creativiteit. 4. Genen hebben weinig invloed op zowel IQ als creativiteit
1
35
Factoren die Flynn effect veroorzaken:
1. Mate/kwaliteit van opleiding 2. Beter voeding/omgeving door hogere SEC 3. Minder infectieziekten
36
Creativiteit “on-hold’ zetten van adolescenten:
tijdens adolescentie blijft creativiteit laag, wat suggereert dat de creativiteit gepauzeerd wordt ten behoeve van prioriteiten. Echter, de capaciteit tot het verklaren van ideeën blijft toenemen.
37
Dual-process cognitie:
Beschrijft 2 systemen van denken: Systeem 1 Snel, automatisch, intuïtief, emotioneel, vaak onbewust → gebaseerd op ervaring, patronen, associaties Systeem 2 Traag, bewust, analytisch, logisch, gecontroleerd → gebruikt bij complexe taken, twijfel, reflectie
38
Verklaring voor achteruitgang vloeibare intelligentie test scores op oudere leeftijd:
Ze zijn getimed, en verwerkingssnelheid gaat achteruit.
39
2 factoren afname intellectuele capaciteit oude leeftijd:
1. Ziekte (terminal drop) 2. Mate van intellectuele stimulatie (vaak geassocieerd met SEC)
40
Volgorde ontwikkeling geheugenstrategieën: Elaboratie, Flexibiliteit, Repetitie, Chunking
1. Flexibiliteit verbetering (4-5 jaar) 2. Chunking (6 jaar) 3. Repetitie (7-10 jaar) 4. Elaboratie (12+)