Belangrijk uit boek 3 Flashcards
(32 cards)
Is vroeg daten positief og negatief?
Negatief voor sociale en emotionele ontwikkeling. Later wordt het een plus
Wat voorspelt welzijn etc beter: Een confidant (hechte relatie), of het sociale netwerk?
Een confidant, zoals een partner of een sterke vriendschap.
Ontwikkelt theory of mind kwalitatief of kwantitatief?
Kwantitatief.
Het is niet iets wat je wel/niet hebt in een bepaalde fase, het ontwikkelt tot in de volwassenheid. Zelfs oudere kinderen kunnen bijvoorbeeld moeite hebben met sarcasme
“Kinderen jonger dan 7 zullen zichzelf waarschijnlijk beschrijven…”
A. In termen van hun fysieke kenmerken, zoals “Ik heb blauwe ogen” of “Ik ben snel”.
B. In abstracte termen zoals “Ik ben een eerlijk persoon”.
C. Met verwijzing naar sociale rollen, zoals “Ik ben een leider in de klas”.
D. Door hun waarden en morele overtuigingen, zoals “Ik geloof dat je altijd moet helpen”
A
Wat bedoelt een 5-jarig kind waarschijnlijk als dien iemand dom noemt?
Dat het huidige gedrag past bij het ‘dom’ label.
Ze hebben nog geen begrip van de duurzaamheid van kenmerken. Dus dit wordt niet gehecht aan het persoon als kenmerk
> > > Vanaf 7-8 jaar gaan kinderen duurzame kenmerken gebruiken en begrijpen.
“Kinderen van 9 jaar zullen naasten waarschijnlijk beschrijven…”
A. In eenvoudige, concrete termen zoals “mijn moeder kookt lekker” of “mijn broer is grappig”.
B. Aan de hand van geïntegreerde persoonlijkheidskenmerken, zoals: “Soms is mijn vader streng, maar dat komt omdat hij bezorgd is.”
C. Alleen op basis van uiterlijke kenmerken, zoals “ze heeft lang haar”.
D. In zwart-wit-termen, zoals “hij is altijd aardig” of “zij is nooit eerlijk”.
B
Perspective-taking fasen van Selman:
Perspective taking:
belangrijk aspect van sociale cognitie waarbij je andermans perspectief adopteert en hun gedachten en gevoel begrijpt. Belangrijk voor morele kwesties, empathie en het anticiperen van gedrag.
- (3-6j): egocentrisch, aanname dat anderen POV delen.
- (8-10j): waardering voor andere POVs.
- (12+): mentaal beoordelen van meerdere POVs. Bredere sociale context en gevolgen.
Typische levensloop sociale vaardigheden?
Kwantitatieve levenslange toename na kwalitatieve veranderingen in jonge kindertijd
Blijft toenemen na adolecsentie, volwassenheid, en veel aspecten blijven stabiel of ontwikkelen verder tot ouderdom. Taken die cognitief veeleisend zijn nemen later af, dus sociale taken die daar beroep op doen ook.
Kohlberg morele stadia: beschrijf Level 1: Preconventionele moraliteit:
Straf/beloning centraal. Externe morele waarden.
Stage 1: Straf-en-gehoorzaamheid: goed of slecht hangt af van de consequenties. Hoe slechter de straf, hoe slechter de handeling.
Stage 2: Instrumenteel hedonisme: enige aandacht andermans perspectief, maar straf/beloning centraal: “eye for an eye” en “scratch my back, I’ll scratch yours”.
Kohlberg morele stadia: beschrijf Level 2: Conventionele moraliteit:
geïnternaliseerde morele waarden.
Stage 3: “Good boy”, “Good girl” moraliteit: goed/slecht afhankelijk van goedkeuring anderen. Wederkerigheid (reciprocity) van belang, give-and-take relaties. “Anderen behandelen zoals je zelf behandelt wilt worden”.
Stage 4: “Autoriteit en Social-order behoudende” moraliteit: goed/slecht hangt af van regels die goed zijn voor maatschappij als geheel. Conformeren hangt niet af van straf, maar van regels die waardevol zijn om te bewaken. Respect voor wet.
Kohlberg morele stadia: beschrijf Level 3: Post-conventionele moraliteit
Stage 5: “Sociaal Contract, individuele rechten en democratie” moraliteit: begrip van onderliggende processen achter wetten en dat democratische consensus belangrijk is voor sociaal welfare.
Stage 6: “Individuele principes en geweten” moraliteit: hoogste stadium waarin goed/slecht afhankelijk is van zelf-gegenereerde morele principes die breed inzetbaar zijn. Ontdekt principes door reflectie, abstracte principes over respect voor anderen en hun rechten, principes die alle morele en religieuze autoriteiten zouden respecteren als moreel.
Kohlberg zag … als de oorzaak van morele ontwikkeling.
Sociale interacties en cognitieve groei. Dus voor morele groei is nodig:
- Discussies over moraliteit met leeftijdsgenoten
- Geavanceerde school voor cognitieve groei
- Participatie in een complexe, diverse en democratische maatschappij waar meningen gewogen worden
Beschrijf wat nodig is voor conventionele en post-conventionele moraliteit mbt cognitieve groei Kohlberg
Perspective taking/formeel-operationeel denken
- perspectiefnemen nodig voor conventionele moraliteit
- formeel-operationeel denken nodig voor post-conventionele moraliteit.
“most people” redeneringen (i.e. de meesten zouden dit denken) is typisch voor stage … van moraliteit Kohlberg.
Stage 3. B.v. “de meesten zouden begrijpen dat je keuze gemaakt werd voor het welzijn van de ander”
Volgens social-learning theoristen zoals Bandura wordt moreel gedrag geleerd door …
observationeel leren. Ook leggen ze nadruk op situationele invloeden op moreel gedrag, waardoor we niet altijd consistent gedrag met onze morele waarden. B.v. spieken op een examen omdat de surveillant niet goed oplet.
Waarom voelen we ons volgens social-learning theoristen niet slecht wanneer we inconsistent gedragen met morele waarden?
Moral Disengagement. Dit zijn mechanismes die we vormen om zelfkritiek te vermijden wanneer we handelen op een manier die niet past in ons morele kompas.
Hoe zouden psychodynamische theoristen (Freud) moreel gedrag voorspellen over de vraag: “Zou Jan op zijn toets spieken?”
- Heeft Jan een sterk superego en een sterk gevoel van schuld ontwikkeld in zijn vroege jaren? Vroege emoties en ouderschap determineren superego en schuldgevoel.
Hoe zouden cognitieve-ontwikkelings theoristen (Piaget, Kohlberg) moreel gedrag voorspellen over de vraag: “Zou Jan op zijn toets spieken?”
- In welke fase van ontwikkeling is de redenering van Jan over morele dilemma’s? Cognitieve maturatie en interactie met leeftijdsgenoten leidt tot fasen van verandering en denken over moraliteit.
Hoe zouden Social-learning theoristen (Bandura) moreel gedrag voorspellen over de vraag: “Zou Jan op zijn toets spieken?”
- Hebben Jan zijn ouders bepaald gedrag beloond/bestraft? Hebben goed ontwikkelde zelf-regulerende mechanismes de actie gemotiveerd of gedemotiveerd? Hebben situationele krachten de actie gemotiveerd of gedemotiveerd? Observationeel leren, reinforcement, zelfregulerende processen en moral disengagement beïnvloeden wat we doen.
Hoe zouden Evolutionaire theoristen (Krebs, Tomasello) moreel gedrag voorspellen over de vraag: “Zou Jan op zijn toets spieken?”
- Heeft spieken een adaptieve functie voor Jan en zijn sociale groep? Zou hij spieken voor coöperatie, en beloond de klas spieken of niet? Moraliteit is geëvolueerd als adaptieve eigenschap.
Morele identiteit en hoe het ontwikkelt:
een identiteit gebaseerd op je morele waarden. Ontwikkelt zich door leren wie goed/slecht is als kind.
Om een morele identiteit te bevorderen in een kind, is de strategie het beste …
1. Machtspositie gebruiken om orders te geven
2. Liefde weerhouden of geven op basis van gedrag
3. Inductie en teleurstelling uiten over gedrag
4. Het kind zelf laten uitzoeken
3
Adolescenten met een morele identiteit zijn …
- Vaak immoreler dan andere adolescenten
- Vaak moreler dan andere adolescenten
- Meer capabel dan anderen in moreel redeneren
- Minder capabel dan anderen in moreel redeneren
- Het uitvoeren van moreel gedrag is dus afhankelijk van je morele identiteit.
Volgens onderzoek over de stadia van Kohlberg is stadium… dominant onder 10-jarigen, en stage … dominant onder 18-jarigen.
- 10-jarigen: Stage 2 dominant.
- 18-jarigen: Stage 3 dominant.
- 25% nog stage 1 op 10-jarige leeftijd
- Vrijwel niemand stage 1 op 18-jarige leeftijd.
- Stage 4 pas dominant rond 25 jaar.