Belangrijk uit boek 5 Flashcards

(36 cards)

1
Q

3 criteria voor het beoordelen van psychologische stoornis

A
  1. Statistische afwijking
  2. Maladaptiviteit (gevaar zelf/ander, disruptie van functioneren of problematisch)
  3. Persoonlijke distress
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hechting autisme:

A

50%+ veilig, maar hogere mate van gedesorganiseerd-gedesoriënteerde hechting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mogelijke oorzaken autisme: niet alles is in iedereen zichtbaar. Maar:

A
  1. Genen (twin studies bewijs, maar niet 100%). Abnormaliteit copying van neurale communicatie genen, mogelijk door oudere vaders.
  2. Postnatale ervaringen en andere omgevingsfactoren.
    Ontwikkelingsuitkomsten autisme: <50% is volledig onafhankelijk. Meeste mensen behouden autisme traits hele leven. Zo vroeg mogelijk behandelen tijdens gevoelige periode is helpend.
    - ABA: kan helpen met cognitieve en gedragstraining vroeg in leven. Sociale vaardigheids training zoals joint attention en imitatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Infant depression:

A

Risico: disfunctioneel familiesysteem, dus interventies daarop gericht kunnen helpen.
o verwaarlozing/mishandeling
o Depressieve verzorger.
o Separatie moeder tussen 6-12mnd
o Hechting: Gedesorganiseerde hechting kans hoger op depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Externaliserende problemen nemen af tussen … en … jaar.

A

4 en 18 jaar. Internaliserende problemen nemen toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Transactioneel model van psychopathologie:

A

problemen beïnvloeden familie en worden beïnvloed door familie. Interactie genen kind + ouders en omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ontwikkeling ADHD:

A

andere expressie afhankelijk van leeftijd.
- 4 jaar: heel actief, moeilijk temperament, onregelmatige voeding en slaap.
- Basisschool: onaandachtig, fidgety, minder overactief
- Mindere prestaties op school en werk typisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Behandeling ADHD:

A
  1. Stimulantia
  2. Gedragstraining (minder effectief dan stimulantia)
  3. Combinatie oudertraining, gedragstraining, stimulantia en schoolinterventies het best
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Is storm and stress accuraat adolescenten?

A

Enigszins, maar nee. Ware storm and stress is zeldzaam, en de meesten daarvan vertoonden al maladaptieve aanpassing vooraf en ook na adolescentie. Wat klopt is dat adolescentie gemarkeerd wordt door risicovol gedrag en problematisch gedrag, en kwetsbaarheid voor stoornissen.

  • Meesten passen goed aan. Wanneer problemen optreden is er een goede reden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom doen adolescenten aan risicovol gedrag etc?

A
  1. Fase doel: autonomie en onafhankelijkheid zoeken
  2. Breinontwikkeling: minder PFC ontwikkeling, veel Limbische ontwikkeling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke eetstoornis is het meest levensgevaarlijk, maar komt het minste voor?

A

Anorexia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom adolescentie kans op eetstoornis hoger?

A

De toename is alleen voor meisjes, kans jongens is gelijk voor en na puberteit.

Hierom mogelijk vrouwelijk geslachtshormoon invloed dat risicogenen activeert. Sociale en biologische factoren. Dunne ideaal + natuurlijke gewichtstoename = minder aantrekkelijk zelfbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voorkomen en behandelen eetstoornissen adolescenten:

A
  1. preventieve programmas waarin schoonheidsideaal kritisch wordt beoogd kan helpen.
  2. Behandelen: Gedragstherapie, Familietherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Middelenmisbruikstoornissen adolescenten:

A

adolescenten gebruiken vaker middelen om erbij te horen/identiteit te verkennen.

Het is een stoornis wanneer het gebruik wordt doorgezet ondanks consequenties als fysiek gevaarlijke situaties, interpersoonlijke problemen en performance op school/werk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Cascade model of substance abuse:

A

transactioneel model dat stelt dat ontwikkeling van middelenmisbruik opstapelt en versneld over tijd.

  1. Kind risicovol temperament
  2. Slechte familieomgeving
  3. Slecht ouderschap
  4. Gedragsproblemen
  5. Afwijzing leeftijdsgenoten
  6. Ouders geven supervisie op
  7. Deviërende peergroep versterkt middelenmisbruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tekortkoming cascade model middelenmisbruik:

A

te weinig nadruk op genen, peers mogelijk minder invloed.

17
Q

Peer socialisation/peer selection issue middelenmisbruik:

A

is het vriendselectie door persoon zelf, of meer worden als je vrienden dat uitkomsten zoals middelenmisbruik veroorzaakt?

18
Q

Depressie pubers/adolescenten:

A

depressie prevalentie stijgt na puberteit. Genderverschil treedt op. Volwassen depressiesymptomen maar lijkt op delinquentengedrag. Weinig energie en veel slapen.

  • Genetische invloed sterker dan tijdens kindertijd
  • Stressvolle gebeurtenissen (vooral meisjes)
19
Q

Ruminative coping depressie adolescenten:

A

Coping door te rumineren over interpersoonlijke stressoren, wat onproductief is.

!!Meisjes doen dit vaker, wat leidt tot depressieve symptomen. Ook co-rumineren, wat rumineren met vrienden is

20
Q

Tijdens welke levensfase is suïcid het hoogst?

A

Volwassenheid en later, maar adolescenten doen meer pogingen. Ook zijn suïcidale gedachten erg prevalent in adolescentie:

12% mannen en 19% meiden middelbare school. 10% meide suïcidepoging gedaan

21
Q

Wat is de meest stressvolle periode voor de meesten?

A

Vroege volwassenheid tot middenvolwassenheid. Ouderen hebben meer gezondheidsproblemen maar minder stressoren
- Vrijwel alle stoornissen worden minder prevalent naarmate je latere volwassenheid ingaat

22
Q

Depressie ouderdom:

A

weinig diagnoses, maar veel symptomen. Meer kans op suïcide dan adolescenten. 70+ toename depressie.

  • Waarom weinig diagnose? Veel symptomen lijken op stereotypische ouderdomsverschijnselen. Ook doen ouderen alsof ze niet verdrietig etc. zijn.
23
Q

Dementie: (neurocognitieve stoornissen)

A

Progressieve veroudering van neurale functionering met cognitieve achteruitgang. NIET typisch. 10% van 65+ers, 35% van 90+ers
- Alzheimer’s: meestvoorkomende subtype.

24
Q

Oorzaak alzheimer’s:

A
  1. Genen (<60% van variatie).
  2. Omgevingsfactoren
  3. Epigenetica
  4. Weinig cognitief reserve
25
Behandeling en voorkoming alzheimers:
1. Voorkomen met gezonde levensstijl en cognitieve/sociale/fysieke activiteit 2. Behandelen met drugs (plaque)
26
Delirium:
behandelbare neurocognitieve stoornis waarbij je disoriëntatie, aandachtsproblemen, verwarring en hallucinaties ervaart.
27
Lewy body dementia:
fluctuaties in cognitief functioneren, visuele hallucinaties en motorische/balans problemen. - Oorzaak: eiwit deposits in neuronen genaamd Lewy bodies.
28
Welke hechtingsstijl heeft de grootste kans op infant depressie?
Gedesorganiseerd-gedesorienteerd
29
zuid-amerika en oost-azië volgens Bleidorn eigenwaarde verloop / genderverschil
Zuid-Amerika: genderspecifieke effecten sterker bij mannen Oost-Azië: absolute genderkloof kleiner
30
4 Verklaringen genderverschil eigenwaarde
1. Sociodemografische factoren: leeftijd trouwen, etc. 2. SES-factoren: welvaart, inkomen etc 3. Gendergelijkheid factoren 4. Culturele waarden: mate van acceptatie van genderkloof, kenmerken cultuur etc
31
Uitputtingsmodel veerkracht Uitdagingsmodel veerkaacht
Uitputtingsmodel: veerkracht is gelimiteerd en wanneer het op is hebben omgevingseffecten hun negatieve invloed. Uitdagingsmodel: gematigde tegenslag is beter dan zowel extreme als minimale uitdaging.
32
Compensatiefactor veerkacht Beschermende factor veerkracht
Compensatiefactor veerkacht: er is een hoofdeffect van veerkracht, dus het beschermt ongeacht de sterkte van de tegenslag. (pesten = lager welbevinden, maar zelfvertrouwen is positief op welbevinden dus uiteindelijk niet gigantisch laag welbevinden) Beschermende factor veerkracht: hoofdeffect en interactieeffect, dus bescherming globaal maar nog meer bescherming bij grote tegenslagen. (laag zelfvertrouwen + pesten = lager welbevinden, maar hoog zelfvertrouwen + pesten = niet lager welbevinden)
33
Diathese-stress model veerkracht
Negatieve/belemmerende kenmerken verlagen de kwetsbaarheid/resultaten alleen bij een hoog risico van de omgeving.
34
Differential-susceptibility hypothesis:
een kenmerk dat voordelig is wanneer het risico laag is, maar nadelig wanneer het risico hoog is. > Orchideeën vs paardebloemen
35
Wanneer ontstaan de meeste stoornissen (levensfase)
adolescentie
36
Verbatim versus gist storage (Fuzzy-trace theory):
kinderen slaan verbale en algemene beschrijvingen van een gebeurtenis apart op. Verbale informatie raakt verloren over lange periodes, maar de algemene beschrijving blijft langer. Mogelijk maakte ze vroeg meer verbale herinneringen aan. Hierom childhood amnesia