H11.2 11.5 Flashcards

(53 cards)

1
Q

Wanneer ontwikkelen kinderen een gevoel van agentschap? Dit is een gevoel dat ze oorzakelijke invloed hebben in de wereld.
1. 2-3mnd
2. 5-6mnd
3. 8-9mnd

A

1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer je een touw vastmaakt aan een hand van een jong kind en stimuli vastmaakt aan de beweging, dan meet je …

A

Een gevoel van agentschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een kind van … realiseert dat zijn naasten aparte wezens zijn die andere perspectieven hebben.
1. 6mnd+
2. 9mnd+
3. 12m+
4. 1.5j+
5. 3j+

A

2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Self-recognition:

A

mogelijkheid tot het herkennen van zelf in de spiegel. Ontwikkelt meestal rond 18 maanden. (bij beperking is dit hetzelfde bij een mentale leeftijd van 18 maanden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Categorical self:

A

classificeren van zelf in categorieën zoals leeftijd, sekse, andere karakteristieken. Ontwikkelt meestal rond 18-24 maanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voor kinderen met een cognitieve ontwikkelingsstoornis ontwikkelen mijlpalen vaak …

A

Op de momenten dat ze een mentale leeftijd bereiken van de reguliere ontwikkeling. Dus self-recognition op 18mnd mentale leeftijd, maar latere chronologische leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Self-awareness is afhankelijk van …

A
  1. Cognitieve ontwikkeling: hangt samen met mentale leeftijd
  2. Sociale interactie: veilige hechting en interactie anderen = snellere ontwikkeling self-awareness
  3. Culturele context: culturele norm invloed op hoe snel het ontwikkelt en hoe goed de test werkt. Spiegels zeer onbekend elders. B.v. in individualisitische culturen veel sneller dan in collectivistische, omdat ouders in individualistische culturen hun kind ondersteunen in het verkennen van zichzelf en autonomie. (collectivistisch = later dan 18mnd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Self-recognition leidt tot de mogelijkheid van …

A
  1. Praten over zelf en wil asserteren
  2. Zelfbewuste emoties zoals trots
  3. Begrip van anderen zoals empathie
  4. Coördineren van andermans met eigen perspectief zoals samenwerken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Temperament:

A

vroege neiging om op dingen te reageren op een bepaalde manier. Zowel biologisch bepaald als omgevingsinvloed. Basis voor persoonlijkheid

  • Learning theoristen onjuiste opvatting: ze dachten dat je een baby kan modelleren in welke richting dan ook
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

3 vormen temperament – categorisch model Thomas & Chess

A
  1. Makkelijk temperament: 40%. stabiele stemming, meestal gelukkig. Open en past aan aan nieuwe ervaringen zoals vreemden en nieuw eten. Normale gewoonten en tolereren frustraties.
  2. Moeilijk temperament: 10%. actief, prikkelbaar en wisselvallig. Negatieve reacties op routineveranderingen en trage aanpassing aan nieuwe ervaringen zoals vreemden en nieuw eten. Huilen frequent en luid.
  3. Slow-to-warm-up temperament: 15%. relatief inactief en prikkelbaar, middelmatige routine. Trage aanpassing nieuwe ervaringen, zoals vreemden en nieuw eten. Maar: mildere reacties ipv intense negatieve, zoals het vermijden van knuffelen of wegkijken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Is de ontwikkeling van temperament naar persoonlijkheid continu of discontinu?

A

Er is een grote variabiliteit. Een temperament waarbij een kind moeite heeft wanneer ze niet genoeg voeding krijgen leidt bijvoorbeeld ook tot problemen met het accepteren van moeite met rekenen. Echter, wanneer volwassenheid bereikt wordt heeft de integratie van de individu weinig te maken met het temperament tijdens jonge leeftijd. Dit wijst op discontinuïteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Rothbard et al. Temperament dimensioneel model:

A

een dimensionele benadering als alternatief voor het categorische model van Thomas & Chess. Focust naast de reactiviteit op ervaring ook op de capaciteit tot zelf-regulatie. Dus hoe makkelijk zuigelingen emotioneel aroused worden en hoe ze daarmee omgaan.

  1. Surgency/extraversion: mate van actieve, zelfverzekerde en energieke benadering van nieuwe ervaringen. Surgent/extraverte babies zijn actief betrokken in het leven en genieten van interactie en novelty.
  2. Negatief affect: de neiging om verdrietig, angstig, gefrustreerd en moeilijk te troosten te zijn.
  3. Effortful control: (ontwikkelt later, vanaf kleutertijd) de capaciteit tot het focussen en veranderen van aandacht wanneer gewenst. Inhiberen van responses en lage intensiteit activiteiten waarderen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Goodness of fit:

A

de mate waarin temperament past bij de verwachtingen van de omgeving.

  • Vroege/geïnhibeerde kinderen hebben minder kans op positieve verandering met te beschermende of boze/ongeduldige ouders. Wanneer de fit beter is kunnen deze kinderen beter aanpassen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Invloed neurotransmitters temperament:

A

de genetische verschillen van neurotransmitter niveau’s oa hebben invloed op temperament.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Prenatale invloed temperament:

A

stress, middelenmisbruik etc. hebben ook effect op temperament

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Temperament is het resultaat van een …

A

Gen-omgeving interactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Zelfverzekerdheid over de levensloop:

A

(universeel over vele landen, wel culturele invloed op age/gender verschillen)
1. Kindertijd: relatief hoog
2. Adolescentie: daling
3. Volwassenheid: graduele stijging
4. 50-60+: sterke daling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Genderverschil zelfverzekerdheid:

A

mannen hogere zelfverzekerdheid dan vrouwen in vroege volwassenheid, verschil wordt minder op oudere leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Ethniciteit verschillen zelfverzekerdheid verklaring:

A

verschillen te verklaren door financieel welzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

4 opties voor ouderen om zelfverzekerdheid te beschermen:

A
  1. Doelen en standaarden voor zelf-evaluatie veranderen
  2. Kloof tussen ideale en echte zelf reduceren
  3. Vergelijken met oudere ipv jongere volwassenen
  4. Ageist stereotypen niet internaliseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Verloop van kloof tussen ideale en echte zelf:

A

opent in kindertijd, wijder adolescentie, waardoor een gevoel van tekortkomingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Self-stereotyping:

A

negatieve stereotypen vormen beeld over zelf wanneer je in deze groep valt wat invloed heeft op je emoties/gedrag/toestand.
- B.v. Ouderen die minder identificeren met leeftijdsgroep ervaren een hogere zelfverzekerdheid

23
Q

Op welke leeftijd zijn culturele verschillen in beschrijvingen over jezelf zichtbaar?

24
Q

Culturele bias in self-esteem scales:

A

westerse culturen focussen veel meer op het zelf in vergelijking tot anderen. Deze vraagstelling past mogelijk niet bij andere culturen

25
Persoonlijkheidskenmerken in relatie tot anderen … 1. Blijven consistent met leeftijd 2. Worden consistenter met leeftijd 3. Correleren weinig met oudere leeftijd
2
26
Stabiliteit in het gemiddelde van een kenmerk over een leeftijdsgroep …
Verloopt gemiddeld op dezelfde manier richting maturiteit: het maturity principle.
27
Maturity principle:
de shift van persoonlijkheid naar hogere emotionele stabiliteit, vriendelijkheid, consciëntieusheid. - Nature-nurture issue over oorzaak hiervan: als nature klopt, dan zul je verschillen zijn tussen landen. deze shift is zichtbaar over vele culturen en is groter in sommige culturen, dus het is een interactie.
28
Veranderingen persoonlijkheid oudere leeftijd:
1. Energie/actie (Extraversie aspecten) dalen vanaf 50s tot 80s-90s 2. Verder niets consistent
29
Stabiliteit persoonlijhkeid is afhankelijk van:
1. Genetische aanleg 2. Blijvende invloed van vroege ervaringen 3. Stabiliteit van omgeving (stabiele omgeving = stabiele p) 4. Gen-omgevings correlaties promoten continuïteit. Evocatief bv: extravert vroege sociabiliteit leidt tot vriendelijke respons anderen.
30
Persoonlijkheidsverandering is het meest waarschijnlijk wanneer je person-environment fit …
Slecht is. Andere factoren: 1. Veranderende rollen 2. Biologische factoren zoals dementie
31
Volgens Erikson worden mensen door fasen gezet door … en …
Maturatie en sociale verwachtingen
32
Volgens Erikson moeten kinderen in de Trust vs Mistrust fase leren …
Herkennen dat ze los staan van hun verzorgers.
33
Beschrijf Intimacy vs Isolation Erikson en bewijs/tegenbewijs daarvoor
- Doel: een zelfbeeld/identiteit genereren zodat je kan committen aan een gedeelde identiteit met een ander. - Bewijs: afgestudeerden beter in oplossen intimiteitsproblemen, degenen met identiteitsgevoel hadden vaker sterke toegewijde relaties. - Tegenbewijs: vrouwen vormen hun identiteit niet altijd vooraf aan hun rol als moeder. Vaak identity-before-intimacy route. Veel vrouwen ontwikkelen eerst een intimiteit, en na het opvoeden van kinderen pas een eigen identiteit. Sommige focussen als mannen op werk, daarna over relaties.
34
Beschrijf Generativity vs Stagnation Erikson en bewijs/tegenbewijs daarvoor
- Doel: iets vormen wat langer leeft dan jou en zorgen voor toekomstige generaties. Cultuurafhankelijk: collectivistische culturen focus op relaties, westerse op schrijven/community service. - Bewijs: 40-jarige mannen meer interesse in waarde geven aan kinderen, jongeren op werk - 40-jarigen wie intimiteit hebben bereikt zijn succesvoller in deze fase, zoals Erikson zou voorspellen.
35
Beschrijf Integirty vs Despair Erikson en bewijs/daarvoor
- Doel: zoeken voor betekenis in leven om te helpen met verwachting van dood. - Bewijs: Ouderen die integriteit bereiken denken complexer en volwassener en hebben een hoger welzijn.
36
Life Review idee over integrity vs despair Erikson:
Oudere volwassenen gaan hun leven reviewen en reflecteren over onopgeloste conflicten uit het verleden. Deze mensen ervaren een sterkere integriteit en aanpassing/welzijn.
37
Worden de theorieën van Erikson ondersteunt in de aanname dat mensen psychosociale groei ervaren gedurende het hele leven?
Ja. Voorgaande fasen helpen met het succes in huidige fasen
38
Midlife crisis Levinson:
theorie over volwassen ontwikkeling waarbij mensen tussen 40 en 45 een essentiële transitie doormaken. Tijdens deze transitie bevragen zij de structuur van hun leven en stelt moeilijke vragen over waar ze heengaan en waar ze zijn geweest.
39
Wat vond Levinson in zijn interviews over midlife crisis?
- Psychologische crisis in de vroege 40s. Dus alhoewel zijn theorie niet klopt, had hij gelijk dat ouderen hun levenskeuzes veranderen naarmate ze groeien.
40
Onderzoek over Levinson midlife crisis
1. Weinig ondersteuning voor een psychische ‘crisis’ tussen specifiek 40 en 45 2. Confronterende periode waar je leven evalueert: dit komt vaak voor. 3. U-vormige levenstevredenheid tijdens volwassenheid 4. Culturele verschillen: in Japan is het een positievere ervaring om ouder te worden.
41
Hoeveel volwassenen in de mid 30s zoeken nog naar hun uiteindelijke baan?
1/3. Naarmate ze ouder worden gaat de hoeveelheid die onderzoekend is om te kijken of iets bij ze past steeds meer naar final choice banen
42
Wanneer bereiken de meeste mensen hun piek in carriére?
40s
43
Invloeden op baansucces
- Persoonlijkheid (+V, +C, +E, -N) - Person-environment fit - Gender (traditionele normen leiden tot minder toewijding werk vrouwen, discriminatie)
44
Werkparticipatie over leven:
Zo 90% mannen tussen 25 en 45. 70% vrouwen. Dit daalt vanaf 55-64, en vanaf 65 sterk.
45
Gevolgen eenmalig baanverlies
1. Identiteitsbedreiging 2. Doelbedreiging 3. Lager zelfvertrouwen 4. Stressoren zoals uitkering, routine, huizing etc. 5. Weinig langetermijneffect van enkel baanverlies
46
Gevolgen herhaaldelijk baanverlies:
1. Depressie en angst 2. Lagere levenstevredenheid 3. Invloed van werkstress op familie
47
Is leeftijd gerelateerd aan taakperformance op werk?
Jongvolwassenen presteren even goed als mensen in 50s en 60s. Oudere outperformen op gebieden zoals veiligheid, minder problematisch gedrag etc. Achteruitgang wordt zichtbaar vanaf 70s en 80s, wanneer ze al met pensioen zijn.
48
Willen mensen met pensioen 65+?
4/10 niet, en dit stijgt. Mede omdat mensen gezonder zijn en invloed willen blijven hebben, of financiële redenen
49
2 hoofduitdagingen pensioen
1. Aanpassen aan verlies werkrol 2. Ontwikkelen van betekenisvol post-retirement leven
50
Onderzoek over Ekerdt’s pensioen fasen: verloop typisch. Veel variatie, maar
1. Mannen na paar maanden in honeymoon period, heel optimistisch 2. Mannen 13-18md disenchanted 3. Mannen langer met pensioen actief tevreden
51
Is pensioen slecht voor mens?
Nee, inconsistente effecten. Meest consistente is inkomensverlaging. Weinig cognitieve, sociale en gezondheidsproblemen. Eerder lijkt het andersom te gaan, wanneer er correlatie is
52
Goede langetermijn resultaten met pensionering hangen af van:
1. Vrijwillig met pensioen gaan 2. Goede fysieke/mentale gezondheid hebben 3. Positieve persoonlijkheidskenmerken hebben 4. Financiëel sterk genoeg om comfortabel te leven 5. Getrouwd of sociale ondersteuning hebben
53
Rol persoonlijkheid in positief pensionering:
Er is heel veel variatie in hoe een pensionering positief kan zijn. Persoonlijkheid is een enige consistente factor, waarbij een actieve levensstijl en sociale activiteit bijvorobeeld goed zijn. Person-environment fit