H16 Flashcards

(44 cards)

1
Q

3 criteria voor het beoordelen van psychologische stoornis

A
  1. Statistische afwijking
  2. Maladaptiviteit (gevaar zelf/ander, disruptie van functioneren of problematisch)
  3. Persoonlijke distress
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ontwikkelings psychopathologie:

A

de studie van de oorsprong en ontwikkeling van maladaptief gedrag. Benadrukken atypische ontwikkeling in relatie tot typische ontwikkeling.
- Breinontwikkeling + omgevingsinvloeden abnormaliteiten in termen van sociale/culturele context.
- Sociale normen + Age norms invloed op wat abnormaal is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nature nurture issue ontwikkelingspsychopathologie:

A

Hoe interacteren psychologische, biologische en sociale factoren om stoornissen te veroorzaken? Wat zijn risicofactoren en beschermende factoren?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Continuity-discontinuity issue ontwikkelingspsychopathologie:

A

Zijn problemen in de kindertijd fasen die onafhankelijk bestaan van volwassenheid, of voorspelt het latere functie? Veranderen de uitdrukkingen van psychopathologie naarmate de ontwikkelingsfase van iemand verandert?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Diathesis-stress model:

A

stelt dat psychopathologie voortkomt uit de interactie van een kwetsbare tijd voor een psychologische stoornis (diathesis, predisposities etc.) en de ervaring van stressvolle gebeurtenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hechting autisme:

A

50%+ veilig, maar hogere mate van gedesorganiseerd-gedesoriënteerde hechting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

2 Neurologische verklaringen Autisme:

A
  1. Vroege overmatige breingroei (PFC overmatige verbinding tijdens proliferatie, waarna minder pruning. OOK: verlies verbindingen adolescentie, terwijl typisch groei)
  2. Latere onder-connectiviteit: gebieden gehecht aan sociale cognitie minder verbonden/ontwikkelt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mogelijke oorzaken autisme: niet alles is in iedereen zichtbaar. Maar:

A
  1. Genen (twin studies bewijs, maar niet 100%). Abnormaliteit copying van neurale communicatie genen, mogelijk door oudere vaders.
  2. Postnatale ervaringen en andere omgevingsfactoren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Mogelijke oorzaken autisme: niet alles is in iedereen zichtbaar. Maar:

A
  1. Genen (twin studies bewijs, maar niet 100%). Abnormaliteit copying van neurale communicatie genen, mogelijk door oudere vaders.
  2. Postnatale ervaringen en andere omgevingsfactoren.
    Ontwikkelingsuitkomsten autisme: <50% is volledig onafhankelijk. Meeste mensen behouden autisme traits hele leven. Zo vroeg mogelijk behandelen tijdens gevoelige periode is helpend.
    - ABA: kan helpen met cognitieve en gedragstraining vroeg in leven. Sociale vaardigheids training zoals joint attention en imitatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Infant depression:

A

Risico: disfunctioneel familiesysteem, dus interventies daarop gericht kunnen helpen.
o verwaarlozing/mishandeling
o Depressieve verzorger.
o Separatie moeder tussen 6-12mnd
o Hechting: Gedesorganiseerde hechting kans hoger op depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Externaliserende problemen nemen af tussen … en … jaar.

A

4 en 18 jaar. Internaliserende problemen nemen toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Transactioneel model van psychopathologie:

A

problemen beïnvloeden familie en worden beïnvloed door familie. Interactie genen kind + ouders en omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ontwikkeling ADHD:

A

andere expressie afhankelijk van leeftijd.
- 4 jaar: heel actief, moeilijk temperament, onregelmatige voeding en slaap.
- Basisschool: onaandachtig, fidgety, minder overactief
- Mindere prestaties op school en werk typisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Oorzaken ADHD:

A
  1. Frontaalkwabben tragere ontwikkeling + Lage NE (inhibitie en andere executieve functies)
  2. 60-90% genetisch (dopamine gerelateerde genen)
  3. Omgevingsfactoren vooral relevant voor ontwikkeling en functionering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Behandeling ADHD:

A
  1. Stimulantia
  2. Gedragstraining (minder effectief dan stimulantia)
  3. Combinatie oudertraining, gedragstraining, stimulantia en schoolinterventies het best
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kinder depressie: 2%. Vaak comorbide. Zoals infant depression meer kans op gedrags en somatische symptomen dan internaliserende.

A
  • Ook soms symptomen van minderwaarde
  • Suïcide is mogelijk
  • Carryover kans kleiner dan adolescentie naar volwassenheid, maar enig bewijs met fMRI.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Behandeling kinderdepressie:

A

CGT en antidepressiva. (CGT: kunnen ze cognities etc begrijpen? Aanpassingen worden gemaakt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Is storm and stress accuraat adolescenten?

A

Enigszins, maar nee. Ware storm and stress is zeldzaam, en de meesten daarvan vertoonden al maladaptieve aanpassing vooraf en ook na adolescentie. Wat klopt is dat adolescentie gemarkeerd wordt door risicovol gedrag en problematisch gedrag, en kwetsbaarheid voor stoornissen.

  • Meesten passen goed aan. Wanneer problemen optreden is er een goede reden
19
Q

Waarom doen adolescenten aan risicovol gedrag etc?

A
  1. Fase doel: autonomie en onafhankelijkheid zoeken
  2. Breinontwikkeling: minder PFC ontwikkeling, veel Limbische ontwikkeling.
20
Q

Advies ouders van adolescenten:

A

realiseer dat brein onderontwikkeld is en minimaliseer mogelijkheid tot risico.

21
Q

Welke eetstoornis is het meest levensgevaarlijk, maar komt het minste voor?

22
Q

Welke neurotransmitter is betrokken bij anorexia?

A

Serotonine en Dopamine

23
Q

Waarom adolexcentie kans op eetstoornis hoger?

A

De toename is alleen voor meisjes, kans jongens is gelijk voor en na puberteit. Hierom mogelijk vrouwelijk geslachtshormoon invloed dat risicogenen activeert. Sociale en biologische factoren. Dunne ideaal + natuurlijke gewichtstoename = minder aantrekkelijk zelfbeeld

24
Q

Voorkomen en behandelen eetstoornissen adolescenten:

A
  1. preventieve programmas waarin schoonheidsideaal kritisch wordt beoogd kan helpen.
  2. Behandelen: Gedragstherapie, Familietherapie
25
Middelenmisbruikstoornissen adolescenten:
adolescenten gebruiken vaker middelen om erbij te horen/identiteit te verkennen. Het is een stoornis wanneer het gebruik wordt doorgezet ondanks consequenties als fysiek gevaarlijke situaties, interpersoonlijke problemen en performance op school/werk.
26
Cascade model of substance abuse:
transactioneel model dat stelt dat ontwikkeling van middelenmisbruik opstapelt en versneld over tijd. 1. Kind risicovol temperament 2. Slechte familieomgeving 3. Slecht ouderschap 4. Gedragsproblemen 5. Afwijzing leeftijdsgenoten 6. Ouders geven supervisie op 7. Deviërende peergroep versterkt middelenmisbruik
27
Tekortkoming cascade model middelenmisbruik:
te weinig nadruk op genen, peers mogelijk minder invloed.
28
Peer socialisation/peer selection issue:
is het vriendselectie door persoon zelf, of meer worden als je vrienden dat uitkomsten zoals middelenmisbruik veroorzaakt?
29
Depressie pubers/adolescenten:
depressie prevalentie stijgt na puberteit. Genderverschil treedt op. Volwassen depressiesymptomen maar lijkt op delinquentengedrag. Weinig energie en veel slapen. - Genetische invloed sterker dan tijdens kindertijd - Stressvolle gebeurtenissen (vooral meisjes)
30
Ruminative coping depressie adolescenten:
coping door te rumineren over interpersoonlijke stressoren, wat onproductief is. Meisjes doen dit vaker, wat leidt tot depressieve symptomen. Ook co-rumineren, wat rumineren met vrienden is
31
Tijdens welke levensfase is suïcid het hoogst?
Volwassenheid en later, maar adolescenten doen meer pogingen. Ook zijn suïcidale gedachten erg prevalent in adolescentie: 12% mannen en 19% meiden middelbare school. 10% meide suïcidepoging gedaan
32
Risicofactoren adolescent suïcide
1. 90% hebben genetische predispositie, depressie of andere stoornis bij dood 2. Geschiedenis slechte familierelaties, depressie in familie 3. Opbouw stressvolle gebeurtenissen tot suïcide 4. Beschikbaarheid vuurwapens
33
Wat is de meest stressvolle periode voor de meesten?
Vroege volwassenheid tot middenvolwassenheid. Ouderen hebben meer gezondheidsproblemen maar minder stressoren - Vrijwel alle stoornissen worden minder prevalent naarmate je latere volwassenheid ingaat
34
Depressie ouderdom:
weinig diagnoses, maar veel symptomen. Meer kans op suïcide dan adolescenten. 70+ toename depressie. - Waarom weinig diagnose? Veel symptomen lijken op stereotypische ouderdomsverschijnselen. Ook doen ouderen alsof ze niet verdrietig etc. zijn.
35
Gemiddelde leeftijd begin depressie:
vroege 20s
36
Welke culturele groep heeft de hoogste depressie prevalentie?
Hispanic en non-Hispanic whites.
37
Behandeling depressive volwassenen en ouderen:
Combinatie drugs en psychhotherapie (CGT).
38
Dementie: (neurocognitieve stoornissen)
Progressieve veroudering van neurale functionering met cognitieve achteruitgang. NIET typisch. 10% van 65+ers, 35% van 90+ers - Alzheimer’s: meestvoorkomende subtype.
39
Alzheimer’s:
meestvoorkomende subtype dementie. Hogere kans naarmate je ouder wordt, en vaker bij vrouwen mede omdat ze langer leven. Begint met afname kortetermijngeheugen, daarna oude herinneringen. - Fysieke veranderingen in neurale connecties en functies too Beta-amyloid plaque en Tau. - 2-3jaar voor dementie symptomen te zien. Meestal begint achteruitgang in midden volwassenheid al
40
Oorzaak alzheimer’s:
1. Genen (<60% van variatie). 2. Omgevingsfactoren 3. Epigenetica 4. Weinig cognitief reserve
41
Behandeling en voorkoming alzheimers:
1. Voorkomen met gezonde levensstijl en cognitieve/sociale/fysieke activiteit 2. Behandelen met drugs (plaque)
42
Vascular dementia:
reguliere bloeduitval van brein leidt tot dit. Plotse ontwikkeling. Levensstijl factoren grotere rol dan bij alzheimers
43
Lewy body dementia:
fluctuaties in cognitief functioneren, visuele hallucinaties en motorische/balans problemen. - Oorzaak: eiwit deposits in neuronen genaamd Lewy bodies.
44
Delirium:
behandelbare neurocognitieve stoornis waarbij je disoriëntatie, aandachtsproblemen, verwarring en hallucinaties ervaart.