Tentamen moeilijk algemeen Flashcards

Tot nu toe: W11, W12 en W13 (met tweetal aangegeven uitzonderingen) (348 cards)

1
Q

mutatie bij behcet

A

HLA-B51

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

behcet welk geslacht

A

mannen vaker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is bij behcet aangedaan?

A
  • ORALE ULCERA
  • genitale ulcera
  • huid (rode bultjes)
  • oog (uveitis)
  • vasculitis
  • artritis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

pathologie behcet

A
  1. apc’s getriggerd
  2. regulatiestoornis
  3. veel pro en veel neutro’s

TNF-alfa!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

klachten behcet

A

pijnlijke orale aften
pijnlijke genitale zweren
pijnlijke pustels
uveitis
pijnlijke rode puistjes
gewrichtspijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

behcet mucocutaan

A

acneforme laesies
erythema nodosum
genitaal en oraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

cutaan behcet

A

erythema nodosum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

criteria ziekte van behcet

A

vereist criterium: recidiverende orale ulcers

minstens 2 vd volgende:
-recidiverende genitale ulcers
-oogafwijkingen
-huidafwijkingen
-pathergietest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Lyme borreliose
stadium 1

A
  • 3-30 dagen na beet
    -centrifugale uitbreiding /erythema migrans
  • 30-60% jeuk, brand gevoel
  • algehele malaise
  • vermoeidheid, koorts
  • soms asymptomatisch !!!!!!!!!!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Lyme borreliose
stadium 2 – gedissemineerde infectie

A
  • multipele secundaire huid laesies
  • koorts
  • algehele malaise
  • vermoeidheid
  • meningitis
  • radiculitis (zenuw)
  • hersenzenuw uitval
  • artritis
  • carditis (a-v geleidingsblok)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Lyme borreliose
stadium 3 – persisterende infectie

A
  • polyneuropathie
  • encephalopathie:
  • cognitieve stoornissen
  • slaapstoornissen
  • persoonlijkheids stoornissen
  • chronische artritis
  • acrodermatitis chronica
    atroficans (ACA)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

risico lyme afhankelijk van

A
  • dichtheid teken
  • prevalentie geïnfecteerde teken (3 - >50%)
  • mate, frequentie en duur van expositie
  • kans op klinische Lyme na beet van geïnfecteerde teek is 1-3%
  • positiviteit teek geen voorspellende waarde voor infectie!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

diagnostiek lyme

A

primair klinische diagnose!!!!!!!!!
* Kweek
* Huidlaesies: sensitiviteit
* Neuroborreliose: sensitiviteit
* PCR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

therapie lyme

A
  1. doxycycline + amoxicilline
  2. ceftriaxon (+ doxy bij artritis)
  3. ceftriaxon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

3 fasen van wondgenezing

A

inflammatoire fase
proliferatieve fase
remodelleer fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

inflammatoire fase

A

– Bloedstelping
– invasie in wond (leukocyten)
– fagocytose micro-organismen
(macrofagen)
– débridement necrose (enzymen)
– aantrekken van fibroblasten
(cytokines)
– vaatingroei / angioneogenese
(groeifactoren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

proliferatieve fase

A
  • Re-epithelialisatie huid-oppervlak
  • Neoangiogenese: nieuwe vaatvoorziening weefsels
  • Vorming van granulatie-weefsel en ECM (collageen)
  • Wondrand-contractie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

remodelleer fase

A

Herschikken van collageenvezels
Atresie van bloedvaatjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Stagnatie wondgenezing in de wond

A

−bacteriële infectie
−inadequate behandeling
−slecht wond klimaat (inadequate lokale
behandeling, contact allergie)
−vreemd lichaamsmateriaal
−maligniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

stagnatie wondgenezing rond de wond

A
  • slechte doorbloeding (veneus of arterieel)
  • oedeem
  • neuropathie of druk
  • status na radiotherapie
  • terugkerend trauma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

stagnatie wondgenezing systemische factoren

A
  • comorbiditeit
  • hoge leeftijd
  • slechte voedingstoestand
  • medicatie
  • obesitas
  • roken en alcohol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

stagnatie wondgenezing externe factoren

A

onvoldoende
(wond)zorg of compressietherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat bevat de epidermis

A

keratinocyten
melanocyten
langerhanscellen
merkelcellen
vrije zenuwuiteinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat bevat de dermis

A

papillen => stevigheid
bloedvaten => temp
fibroblasten => tussenstof
adnexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
eumelanosoom
donker + beschermend melanin
26
phaemelanosoom
geel/oranje melanine
27
functie fibroblast
- volume dmv dermale matrix - trekvastheid dmv collageenvezels - rekvastheid dmv elastinevezels
28
eccriene zweetklieren
- in dermis en subcutis - zorgen voor =thermoregulatie =terugresorptie Na+ =homeostase water en elektrolyten
29
apocriene zweetklieren
- diep in subcutis - lichaamsgeur dmv androgenen
30
macula
vlek omschreven kleurverandering in niveau huid zonder andere epidermale of dermale afwijkingen
31
plaque
solide, vlakke verhevenheid “plateau” > 1cm (iha >2cm)
32
papel
bult
33
erytheem
rode verkleuring die berust op vaatverwijding “wegdrukbare roodheid”
34
circumscripte/regionale afwijkingen
1 lichaamsdeel, uitsluitend 1 zijde
35
herpetiform
in groepjes
36
incubatietijd malaria
ongeveer 1 week
37
behandeling polyarteritis nodosa
-hepatitis behandeling als er een onderliggende hepatitis is -prednison + cyclofosfamide
38
behandeling vasculitis (aorta)
-prednison -anti-IL6 (tocilizumab)
39
ziekte van kawasaki
- kinderen - BLWI/corona - coronairen
40
henoch-schönlein presentatie
-purpura -artritis -buik -nier -+algemene symptomen
41
kawasaki presentatie
aardbeientong
42
kawasaki behandeling
-liever niet corticosteroiden -wel: gammaglobulines + aspirine
43
henoch-schonlein behandeling
alleen bij orgaanschade: NSAID’s (+steroiden)
44
behandeling cryoglobulinaemie
-warm houden -plasmaferese tijdelijk -rituximab
45
cryoglobulinaemie oorzaken
-hepatitis C -hematologische ziekte (maligniteit?)
46
henoch schonlein antistoffen
IgA
47
gevolgen voor het vat zelf bij vasculitis
- vernauwing - trombose - vaatwand verzakking met evt ruptuur
48
henoch-schönlein
-kinderen -BLWI -na 10-14 dagen -immuuncomplexen IgA
49
PAN
-aspecifiek begin -vasculitis fase: =huid =zenuwen =tractus digestivus =hart -sterke associatie met HepB infectie
50
hypersensitivity vasculitis antistof
IgG
51
1ste bedrijf rosenberg
progressive revelation: ontkennen/negeren => herkennen/erkennen
52
2de bedrijf rosenberg
managing randomness: - vinden van verklaring - medische kennis + media aandacht + overheid - schuld en stigma
53
3de bedrijf rosenberg
negotiating public response; - beleid - onderzoek - discussie - druk om te handelen
54
4de bedrijf/epiloog rosenberg
terugblik
55
marker sjogren
SSA
56
bijkomende klachten ziekte van sjogren
-polyneuropathie -leukopenie -fenomeen van raynaud -vasculitis -non-Hogdkin lymfoom -antifosfosfolipiden syndroom -carpaal tunnel syndroom
57
pilocarpine
M2R agonist
58
bijwerkingen behandeling sjogren
-hevig transpireren -overmatige speekselsecretie -pupilvernauwing
59
histologie sjogren speekselklieren
T-lymfocyten om afvoergangen speekselklieren
60
kenmerken SLE
- ANA - anti-dsDNA - verlaagd complement - pancytopenie
61
behandeling SLE
- HCQ - indien nodig, beetje GC
62
behandeling lupus nefritis
-eerste stap: MMF of cyclofosfamide -tweede stap: switch
63
lupus nefritis histologisch beeld
full house
64
immuuncomplexen SLE
IgG en complement
65
GPA behandeling
- inductie: GC + rituximab/cyclofosfamide - onderhoud: rituximab/aza/MTX
66
GPA aangedaan
- KNO - longen - nieren
67
GPA patho
- ANCA - C5a
68
anca =>
neutro => adhesie => vasculitis
69
pneumococ/s. pneumoniae klachten
- thoracale pijn - bloederig sputum - koude rillingen
70
pneumococ/s. pneumoniae bijzonder
acuut
71
pneumococ/s. pneumoniae behandeling
- penicilline - cefuroxim - macroliden
72
s. aureus klachten
- thoracale pijn - bloederig sputum - koude rillingen
73
s. aureus bijzonder
- acuut - griep aan vooraf
74
s. aureus behandeling
augmentin/floxa
75
mycoplasma klachten
- griep - hoofd-/spierpijn - niet zo ziek
76
chlamydia klachten
- griep - hoofd-/spierpijn - niet zo ziek
77
mycoplasma bijzonder
jonge gezonde mensen
78
chlamydia bijzonder
jonge gezonde mensen
79
mycoplasma behandeling
macroliden
80
chlamydia behandeling
macroliden
81
h. influenzae klachten
- mild
82
h. influenzae bijzonder
- groenig sputum - comorbiditeit
83
h. influenzae therapie
- quinolonen - cefuroxim
84
legionella bijzonder
- acuut - sauna, zwembad, douche - verward
85
acuut
- pneumokok - s. aureus - legionella
86
legionella behandeling
- quinolonen - macroliden
87
afweer tegen CAP
- hoesten - mucociliair - IgA oppervlak - IgG humoraal
88
LO bij LWI
- crepitaties - verscherpt geruis - demping
89
CURB65
- confusion - ureum > 7 - resp rate > 28 - bloeddruk - 65+
90
CURB 0-2 AB
amoxicilline
91
CURB 3-5 AB
cefalosporine
92
empyeem
bacterie in longholte
93
wanneer drainage?
- pH
94
configuratiemodel
- balans - holistisch - contextueel - multifactorieel
95
contaminatiemodel
monocausaal
96
klinische varianten GBS
- Motore GBS (geen gevoelstoornissen) - Miller Fisher syndroom (MFS): ophthalmoplegie, ataxie, areflexie
97
GBS is geen typische auto-immuunziekte
- niet vaker bij vrouwen dan bij mannen - niet gepaard met andere AID - geen familiaire associaties - GC helpen niet - geen chronisch of relapsing-remitting beloop
98
behandeling GBS
IVIG
99
GBS symptomen
- parese van armen/benen - areflexie - gelaatszwakte - slikstoornissen - gevoelstoornissen - respiratoire insufficientie - autonome dysfunctie (15%)
100
PJP complicaties
- cystevorming - pneumothorax (doordat cyste klapt)
101
preventie oppertunistische infecties profylaxe
CD4: >200= niks 100-200= PJP cotrimoxazol <100= toxoplasmose cotrimoxazol
102
behandeling PJP
cotrimoxazol
103
PJP
- schimmel - bij een adequaat immuunsysteem geen klachten - plakt aan alveoluswand mbv fibronectine en vitronectine - hierna inflammatie met destructie van alveoluswand
104
PJP beeld X-thorax
symmetrische interstitiële afwijkingen vanuit hilus vlindervormig
105
GBS patho
anti-ganglioside antistoffen
106
risicofactoren endocarditis
- kunstklep - afwijking hartklep - pacemaker - eerdere endocarditis
107
profylaxe voor endocarditis
amoxicilline
108
pathogenese endocarditis
1. schade endocard 2. depositie trombo’s en fibrine 3. (transiente) becteriëmie 4. adherentie en kolonisatie 5. snelle bacteriële groei en toename depositie trombo’s en fibrine
109
endocarditis klachten
- maandenlang koorts en algehele malaise - nachtzweten - gewichtsverlies - rode vlekjes aan de benen
110
verwekkers natieve klep subacute presentatie
- s. aureus - vergroenende streptococcen - enterococcus faecalis
111
hoofdcriteria endocarditis
1. positieve bloedkweken 2. positief echocardiogram of hart CT òf een nieuw klepgeruis 3. chirurgisch criterium
112
verwekkers kunstklep subacute presentatie
- s.aureus - s. epidermidis - cutibacterium spp
113
verwekkers kunstklep acute presentatie
- s. aureus - s. epidermidis
114
meest voorkomende CF mutatie
DF508
115
diagnostiek CF
- Zweettest (Cl -, Cl > Na) =Gouden standaard - Genetica - Neus- / darmslijmvliespotentiaal
116
bronchiolitis lokaal
- oedeem en necrose van bronchusepitheel - toename mucusproductie - bronchusobstructie
117
bronchiolitis meest voorkomende verwekker
RSV
118
complicaties bronchiolitis
- respiratoire insufficientie - (bacteriële) superinfectie door al dat slijm
119
systemische sclerose pathofysiologsiche processen
immuuncelactivatie => auto-Ig / inflammatie endotheeldysfunctie => vasculopathie fibrosering => orgaandysfunctie
120
SS kliniek
- Inflammatie leidend tot fibrose van bijvoorbeeld longen en huid - Vasculopathie, schade aan vaten, leidend tot digitale ulcera aan handen en voeten en pulmonaal arteriele hypertensie - Ook gastrointestinale betrokkenheid met slikstoornissen, reflux bacteriele overgroei, diarree, obstipatie
121
organen aangedaan SS
- cardiaal - digitale ulcera - gastro-oesofageale aantasting - longen - nierfunctieproblemen
122
digitale ulcera
initiële onbekenede trigger leidt tot endotheelactivatie => endotheel schade => disfunctionele angiogenese (te veel VEGF, ET-1)
123
digitale ulcera eerste symptoom
raynaud
124
Wanneer denken aan systemische sclerose bij Raynaud?
- Asymmetrisch - wondjes/ulcera - op latere leeftijd ontstaan - andere symptomen van systemische sclerose
125
behandeling raynaud eerste keus
calciumantagonisten
126
behandeling fibrose bij SS
tyrosine kinase remmer: nintedanib
127
pustulaire psoriasis
- koorts bij exacerbatie - neutro’s in de huid - steriele pustulaire dermatose
128
guttata psoriasis
- druppelvormige psoriasis plekken - in aansluiting op een LWI - kleine bultjes
129
koebner fenomeen = isomorph prikkeleffect
bij LO een rechte streep van bv het krabben; je beschadigt de huid en trekt het immuunsysteem dus die kant op
130
punch biopt psoriasis
- verlengde retelijsten - toename aantal cellen in epidermis - neutrofielen -gedilateerde capillair
131
olievlek fenomeen
psoriasis
132
belangrijkste psoriasis gevoeligheidsgen (!)
HLA Cw6
133
behandeling psoriasis mild
vitD/corticosteroïdenzalf
134
behandeling uitgebreidere psoriasis
lichttherapie
135
bij zware psoriasis behandeling
systemische behandeling: tabletten corticosteroiden (bij kinderwens alleen cyclosporine). biologicals kunnen ook
136
postulaire psoriasis behandeling
spesolumab iv op de dagbehandeling
137
biologicals psoriasis
- IL-17 blocker - IL-23 blocker - IL12/23 blocker - TNF-alfa blocker (adalimumab)
138
naar welke factoren kijk je om een PASI-score aan de ernst van de psoriasis te geven?
roodheid dikte oppervlakte hyperkeratose
139
bijwerkingen van medicatie tegen psoriasis guttata
BLWI, en iets dat weer lijkt op psoriasis guttata
140
ontwikkelingscyclus van plasmodium parasieten
1. mug injecteert sporozoieten 2. sporozoeiten bereiken lever 3. sporozoieten dringen hepatocyten binnen 4a. vivax/ovale: slaap 4b. directe groei 5. schizont stadium: veel parasieten in cel 6. scherurt open en infecteert ery 7. inflammatoire respons
141
48 u malaria
malaria tertiana: p.vivax en ovale
142
72 u malaria
malaria quartana; p. malariae
143
patho malaria
- sekwestratie => weefselhypoxie - orgaandisfunctie - anemie - trombopenie - intravasale stolling
144
malaria kliniek
- koorts - hoofdpijn, spierpijn, malaise - veranderd bewustzijn - GI - icterus, hepatosplenomegalie
145
waarom verloopt malaria tropica (p. falciparum) infecite ernstiger dan de andere malaria soorten?
1: alleen p. falciparum betreft alle ery’s, de rest doet alleen subsets => geen natuurlijke begrenzing van de parasitemie 2: falciparum maken in de ery een eiwit aan dat geëxporteerd wordt naar het membraan en dit zorgt voor plakkerigheid van de ery’s => sequestratie
146
aangeboren malaria resistentie
- hemoglobulinopathie of andere afwijkingen ery - duffy factor afwezig
147
malaria diagnostiek
- gouden standaard: dikke druppel en uitstrijk - (Ag) sneltesten / flowcytometrie - kwantitatieve buffy coat analyse (QBC)
148
behandeling p.falciparum
maar bij ernstig: iv artesunaat en daarna AP of AL
149
behandeling p. malariae/knowlesi
chloroquine oraal , bij ernstig weer artesunaat iv gevolgd door chloroquine
150
p. vivax/ovale behandeling
chloroquine oraal, bij ernstig artesunaat iv gevolgd door oraal GEVOLGD DOOR primaquine (hypnozoïeten), TENZIJ G6PD deficientie
151
incubatietijd dengue
3-14 dagen
152
wanneer steekt dengue mug?
overdag of in vroege avond
153
dengue klachten
87% geen of nauwelijks klachten als klachten: - koorts - hoofdpijn - spier- of gewrichtspijn - huiduitslag - GI klachten
154
hogere kans op ernstige dengue
- pre-existente dengue antistoffen (!) door die verschillende subtypes - hoge viremie - DENV types 1/3
155
dengue behandeling
GEEN curatieve behandelingsmogelijkheden alleen ondersteunende therapie vaccinatie ?
156
cutane larva migrans klacchten
bewegend, intens jeukend spoor (paar mm - cm /dag) lineair met bochten
157
cutane larva migrane uncubatietijd
enkele uren
158
duur klachten cutane larva migrans
tot enkele maanden
159
cutane larva migrans therapie
ivermectine per os eenmalig
160
tunga penetrans (zandvlo, jiggers) oorzaak
bevrucht vrouwtje graaft zich in in stratum granulosum van huid (mn voetzool)
161
tunga penetrans (zandvlo, jiggers) symptomen
zwelling jeuk ontsteking bacteriële superinfectie
162
tunga penetrans (zandvlo, jiggers) behandeling
vlo degenereert wond desinfecteren uitprepareren
163
calliphora & luculia myiasis
rottend (dood) vlees
164
obligate myiasis afrika
cordylobia legt op wasgoed eitjes: huidafwijkingen meestal op bedekte huid
165
obligate myiasis zuid-amerika
dermatobia hominis: plakt eitjes aan vleugel van een normale vlieg voor makkelijke verspreiding: huidafwijkingen meestal op niet-bedekte huid
166
diagnostiek indiccatie reizigersdiarree
> 5 dagen diarree bloed/koorts extremes of age immuungecompromitteerd
167
behandeling milde (verdraagbaar TD (travel diarree)
geen AB evt loperamide (behalve kids) / ORS
168
behandeling moderate TD (interfereert met activieitieten)
evt AB evt loperamide/ ORS
169
behandeling ernstige TD
AB (azitromycine)
170
amoebiasis ziektebeelden
- darmamoebiasis a: amoebe dysenterie b: chronische darmamoebiasis - weefselamoebiasis: abcessen
171
diarreebeeld amoebedysenterie
- bloed en slijm bij ontlasting - geen koorts - geen buikpijn - niet heel ziek - > 4 weken
172
therapie amoebe dysenterie
metronidazol, gevolgd door clioquinol
173
darm amoebiasis patho
cysten
174
diagnostiek amoebedysenterie
onderzoek ontlasting (PCR, micro) rectoscopie (schrapen uit ulcus) serologie
175
amoeben abces in de lever symptomen
algemene symptomen: - wisselende koorts, malaise - leukocytose, verhoogd BSE - leverenzymen niet afwijkend lokale symptomen: - pijn - hepatomegalie
176
amoebenabces lever histo
amoeben in rand abces inhoud vervloeid necrotisch. geen puscellen
177
amoebenabces lever diagnostiek
punctie serologie beeldvorming: hoogstaand diafragma
178
HepA verspreidingsroute
feco-oraal
179
HepB en C route
besmetting verticaal of horizontaal (via bloed of semen)
180
wat als de diagnose HepA gesteld is?
meldplicht GGD zodra de positieve test is teruggekomen geen therapie, alleen ondersteunend omgevingsonderzoek, voorkom verspreiding post-exposure profylaxe (hepA Ig)/vaccinatie cave leverfalen
181
hoe toon je HepA aan
serologie PCR in bloed of ontlasting
182
hepA klachten
buikpijn, koorts, geelzucht, braken, per acuut ontstaan
183
extra-hepatische klachten hepA
- huiduitslag of vasculitis vd huid - gewrichtspijnen (arthralgie) - gewrichtsontsteking (arthritis), mn onderste extremiteiten veroorzaakt door: neerslag van immuuncomplexen
184
hepatische encefalopathie lab
- verhoging geconjugeerde bili stijging ASAT/ALAT, hoogste waardes worden bereikt kort na het ontstaan vd geelzucht - middels virusserologie kan IgM en IgG tegen hepA worden aangetoond
185
wat voor ziekten zijn opkomende infectieziekten?
- recent zijn toegenomen in incidentie of geografische verspreiding - verspreid zijn naar nieuwe gastheerpopulaties of gastheersoorten - recent zijn ontdekt of zijn veroorzaakt door nieuwe ge-evolueerde ziekteverwekkers
186
conventionele aanpak van opkomende infectieziekten
1. goede surveillance 2. goede diagnose 3. zo goed mogelijk beperken van ziekte en dood
187
drie belangrijke oorzaken voor toename infectieziekten
1. meer handel in wilde dieren en dierlijke producten (COVID, SARS) 2. meer intensieve veehouderij (vogelgriep, Q-koorts) 3. meer ontbossing en humane invasie van natuurgebieden (ebola, HIV/AIDS)
188
symptomen antifosfolipiden syndroom
- recidiverende tromboses - splinterbloedinkjes onder de nagels in de winter - raynaud - gewrichtspijn in de winter - met kou blauwe ringen op bovenbenen - miskramen
189
lab antifosfolipiden syndroom
- lupus positief - anti-cardiolipine antistoffen positief - Beta2GPI positief - weinig tekenen van een systemische auto-immuunziekte
190
diagnostiek antifosfolipiden syndroom
- lupus anticoagulans - anticardiolipine antistoffen - antistoffen tegen beta2glycoproteine I
191
antifosfolipiden syndroom definitie
minstens 1 van: -artriele en/of veneuze trombose -recidiverende vruchtdood plus: -antifosfolipiden antistoffen vaak ook: ▪ trombopenie ▪ livedo reticularis
192
belangrijke klinische verschijnselen antifosfolipiden syndroom
▪ arteriële en/of veneuze trombose ▪ recidiverende vruchtdood ▪ trombopenie ▪ livedo reticularis
193
behandeling antifosfolipiden syndroom
▪ reguliere antistolling: coumarines, heparine * trombocytenaggregatie remmers: aspirine 80-100 mg/dag ▪ bij zwangerschap: laagmoleculaire heparine passeert placentabarrière niet ▪ Immunoglobuline therapie ▪ Plasmaferese ▪ statinen: beschermt tegen cerebrovasculaire accidenten
194
occupational clustering sarcoidose
naval aircraft service men fire fighters health care workers
195
sarcoidose patho
- productie van 1,25 OH vitD => Ca2+ - productie van groeifactoren => fibrose - productie ACE - productie IL-2R - TNF-alfa - defect in nucleotide binding domein CARD51/NOD2
196
waaruit bestaat een granuloom?
T-cellen aan de buitenkant, macrofagen aan de binnenkant
197
plekken van uiting sarcoidose
huid ogen gewrichten longen
198
symptomen sarcoidose
Fatigue Anorexia Weight loss Fever Dyspnea Retrosternal chest pain Cough Organ specific clinical signs
199
löfgren’s syndroom
bij sarcoidose: 1. Erythema nodosum 2. Arthritis 3. Bilateral hilar lymphomas
200
AO sarcoidose
- Bronchoalveolar lavage fluid: increased T lymphocyte numbers, - predominantly CD4 positive T cells - Peripheral blood: lymphopenia
201
oculaire sarcoidose
vasculitis uveitis
202
endocriene klieren betrokken bij sarcoidose
thyroid pitiutary male genital tract female genital tract
203
diagnose sarcoidose
The diagnosis of sarcoidosis is based on combined clinical, radiologic and histologic findings. Laboratory tests are seldom important in the diagnosis.
204
aspecifieke markers sarcoidose
ACE IL2R
205
When should sarcoidosis be treated?
– risk organ damage localisation hart, eye, and/or central nervous system – hypercalcemia – mortality
206
behandeling sarcoidoes
➔ Corticosteroids: ➔ Methotrexate (MTX): ➔ Azathioprine (AZA): ➔ Mycophenylate: ➔ TNF blokkade: ➔ Hydroxychloroquine
207
bouwt HCV in het DNA?
nee
208
als je iemand verdenkt van HepC
ALAT & ASAT anti-HCV IgG HCV RNA (- HCV genotype)
209
anti-HCV IgG
dit blijf je voor altijd vormen, dus dit geeft alleen aan dat je op een bepaald punt in de leven in aanraking bent gekomen met HCV
210
HCV RNA
duidt op een actieve infectie
211
welk HCV genotype is het krachtigst?
3
212
extra hepatische symptomen HCV chronisch
nefritis huidproblemen depressie vasculitis DM HVZ maligne lymfoom
213
externe tekenen van cirrose
gynaecomastie erythema palmare caput medusae spider naevi gingivale bloedingen
214
leverfalen symptomen
icterus ascites navelbreuk slokdarm varices (bloedingen) HCC
215
behandeling HCV
direct acting antivirals (DAAs)
216
DAAs drie typen
1. NS3-4A protease inhibitors =-previr 2. NS5A inhibitors =-asvir 3. NS5B polymerase inhibitors =-buvir
217
doel van antivirale therapie HCV
SVR is NIET het doel wat wel het doel is: -levensverwachting verbeteren -lever-gerelateerde sterfte verminderen -bevorderen van levenskwaliteit
218
histologie cirrose
dinkergekleurd is cirrose
219
ARBO
virussen die door geleedpotigen worden overgebracht, geven twee klinische beelden: encephalitis virale hemorrhagische fevers
220
R-getal
als ik het heb, hoe veel mensen hebben het morgen
221
helminthen
1. rondwormen (nematoda) 2. platwormen (platyhelminthen) 2a. lintwormen (cestoda) 2b. zuigwormen (trematoda)
222
enterobius vermicuralis (aarsmade)
- heel klein, dun, wit wormpje - leven in de darm van mensen - vrouwtje produceert eieren, deze komen niet vrij in de ontlasting, maar het vrouwtje kruipt perianaal eruit en zet hier de eitjes af - dit heeft natuurlijk een jeukend effect => krabben => feco-orale transmissie
223
diagnostiek enterobius vermicuralis
determinatie adulte worm in ontlasting plakbandpreparaat
224
therapie enterobius vermicularis
mebendazol 1dd 100mg, na 14 dagen herhalen
225
ascaris lumbricoides (spoelworm) ontwikkelingscyclus
- eitjes komen in de darm - uitgescheiden via ontlasting - als dat in het milieu terecht komt ipv riool, zullen eitjes uitrijpen, en zal er een infectieus larfje zijn. - als dit ei oraal wordt opgenomen (feco-oraal), passeert dit ei de maag - larfje zal uit ei komen. - larf groeit niet uit tot adulte worm in de darm, maar penetreert darmmucosa en gaat bloedcirculatie in - loopt vast in de longcapillairen - komt alveoli binnen - je hoest larven op, slik je door en gaat weer opnieuw - dan pas ontstaat adulte worm: 10-15 cm groot en die produceren eieren
226
symptomen ascariasis migratiefase:
loffler syndroom
227
loffler syndroom
- koorts - hoesten - eosinofilie - pulmonair infiltraat
228
symptomen ascariasis volwassen worm fase:
afhankelijk van hoeveel wormen. bij veel wormen: -buikpijn -obstructie -ondervoeding -zwerflust: afsluiting galgang
229
diagnostiek ascariasis
wormeieren onderzoek in feces determinatie worm in feces
230
behandeling ascariasis
albendazol, eenmalig 400mg
231
strongyloïdes sternocoralis besmettingsroute
door huid
232
symptomen strongyloidiasis
diarree buikpijn jeuk ontstekingsreactie => koorts vocht in longen (loffler syndroom) larva currens (je ziet hem onder de huid) asymptomatisch komt voor bij immuuncompetente mensen. kan alleen dissemineren als immuungecompromiteerd
233
disseminatie strongyloidiasis
kan overal abces vormen
234
diagnostiek strongyloidiasis
larven in feces specifieke antilichamen
235
behandeling strongyloidiasis
ivermectine
236
schistomiasis (zuigworm) ontwikkelingscyclus
eitjes in water komt een larve uit gaat op zoek naar gastheer: zoetwaterslak; bepalend voor verspreiding hierdoor andere fase die ook mensen kan infecteren via bloed naar long, blijft in bloed lever => poortaderstelsel of blaas adulte worm ontstaat hier zijn in staat om door bloedvatenstelsel te lopen
237
pathogenese schistomiasis
uitgescheiden eieren =voornaamste oorzaak van pathologie =lever-ontsteking en leverfalen volwassen wormen =veroorzaken geen schade =overleven jaren/decennia =voorkomen afdoende afweerrespons
238
4 klinische stadia schistosomiasis
invasiestadium katayama-syndroom (acuut) gevestigde infectie chronisch
239
invasiestadium schistosomiasis
komen door huid heen. als het massaal is: cercarien dermatitis: -jeuk -papillaire uitslag -2-3 dgn preventie dmv afdrogen therapie dmv antihistaminica/anti-prutitis
240
katayama syndroom
koorts oedeem urticaria met eosinofilie malaise
241
gevestige infectie schistosomiasis
s. mansoni bij darm: diarree, bloed, buikpijn, moe s. haematobium bij blaas: hematurie of zelfs pijnlijk urineren
242
schistosomiasis diagnostiek
feces/urine onderoek serologisch onderzoek (urine Ag test)
243
chronische schistosomiasis
darm: poliepen etc en lever echt aangedaan (fibrose) blaas: obstructie en secundaire infecties
244
therapie schistosomiasis
praziquantel 1 dosis, altijd behandelen
245
verschijnselen type I
slijmvlieszwelling (angiooedeem) rode huid rode bultjes: galbulten/netelroos hartslag omhoog, bloeddruk omlaag
246
in de acute situatie werkt alleen
adrenaline
247
symptomen type 4
rood blaren branderig gevoel
248
type IV allergie = ook wel
contactallergie, zoals zonne-allergie, parfum, geneesmiddelen
249
urticaria komen voor bij
type 1 en type 2
250
type 2
- binding van IgG of IgM aan ECM en complementactivatie - complement => pro-inflamm - lokale cel schade - urticaria voorbeeld: chronische urticaria
251
type 3
- IgG binden aan circulerende Ag en vormen complexen die neerslaan met name in de kleine bloedvaten van synovia en glomeruli - complementactivatie voorbeeld: vasculitis
252
boompollen
maart/april
253
graspollen
mei/juni
254
type 4
- Th1, 2 en 17
255
atopie
- astma - rhinitis - orale allergie syndroom - atopisch eczeem
256
chronische urticaria
geen allergie
257
kwabbels
scherp begrensde, verheven erythemateuze huidlasies bij type 1
258
bij kinderen urticaria vorm
annulair
259
wat doe je als je schietschijflaesies ziet?
wrijven en kijken of de huid loslaat, steven johnon syndrom uitsluiten (kan blind worden hierbij)
260
klinische beelden type 2
hemolytische anemie trombocytopenie => petechiën huid en slijmvliezen neutropenie
261
type 3 klinisch
vasculitis serumziekte
262
type 4 syndromen bij geneesmiddelen
steven johnson: als het een beperkt oppervlak is TEN: steven johnson met meer utigebreid oppervlak DRESS: geneesmiddelen reactie met systemische klachten
263
contactallergie voor PPD
zit in haarverf en henna als je op een andere manier in aanraking komt met PPD dan allergie
264
eczeem kenmerken
hoofdcriterium = JEUK schilfering roodheid droge huid lichenificatie = het dikker worden van de huid korstjes, blaasjes, vochtafscheiding
265
eczeem baby plekken
wang schouders romp buitenzijde armen en benen
266
eczeem kinderen plekken
k nieholten elleboogplooien hals oorlellen
267
afkapwaarde voedselallergie
2 uue
268
test voor allergie immunocap
voordelen: - 1x prikken bloedafname - verdere diagnostiek naar specifieke allergenen - geen kans op allergische reactie - medicatie geen effect nadelen: - duurt week - soms moeilijk interpretatie bij hoog totaal IgE of CCD’s
269
test voor allergie skin prick test
voordelen: - resultaat direct zichtbar - mogelijkheid om grote diversiteit aan allergenen te testen nadelen: - per allergeen 1 prik - kleine kans op allergische reacties - geen antihistaminica gebruiken - niet geschikt voor alle huidtypen - kwaliteit afhankelijk van onderzoeker en allergeen-extract
270
dubbelblind placebo controlled food challenge
voordeel: - geeft info over drempelwaarde - geeft info over aard klachten nadeel: - arbeidsintensief - tijdrovend voor pt en ouders - duur - risico op anafylaxis
271
atopie syndroom beloop
1. eczeem en voedselallergie op jonge leeftijd. kan hier overheen groeien. 2. astma 3. hooikoorts (allergische rhinoconjuctivitis)
272
sensibilisatie =
het aanwezig zijn van specifieke IgE tegen een bepaald allergeen. hoeft dus niet te betekenen dat je hier een allergie voor hebt
273
genetische factor eczeem/atopie
filaggrine
274
filaggrine
barrièrefunctie van de huid vaak loss of function mutaties gevolg: verlaagd NMF (natural moisturizing factor) sterk geassocieerd met atopisch eczeem en sensibilisatie mechanisme: huid meer doorgankelijk voor allergenen waardoor immunologische sensibilisatie kan optreden
275
normale situatie Th2 cellen
je krijgt infecties, waardoor je de Th1 cel ontwikkeling prikkelt, en deze onderdrukken Th2 respons
276
allergische situatie Th2 cellen
weinig infecties, waardoor Th1 onvoldoende op gang komt. => disbalans Th1/Th2, waardoor Th2 respons te hoog blijft
277
eczeem huidlaag
inflammatie gaat vanuit de dermis in de epidermis, dus inflammatie is vooral in epidermis
278
urticaria huidlaag
ontsteking zit rondom de bloedvaten in de dermis
279
behandeling constitutioneel eczeem
1. lokale immunosuppressiva 2. zonodig anti-bacterieel (vanwege overgroei s. aureus) 3. indifferente therapie (vette creme) 4. evaluatie atopie syndroom 5. algemene leef adviezen
280
behandeling eczeem
- huid vet houden dmv emolliens of gwn vette zalven - dermatocorticosteroiden
281
acute klachten binnen 2 uur en eczeem na 6-24 uur
sensibilisatie aanwezig en goede provocatie, dan elimineer je
282
acute klachten binnen 2 uur en geen eczeem
sensibilisatie aanwezig en goede provocatie, dan elimineer je
283
nadelen eliminatie dieet bij eczeem
medisch -vermijden van allergeen = risico op acute allergische reactie (!) -geen effectief bewijs bij eczeem in ongeselecteerde pt met eczeem -onderbehandeling van eczeem -deficienties psychosociaal -eetstoornissen -belemmerde psycho-sociale ontwikkeling problemen -compliance -accidentele ingestie je verliest je tolerantie
284
kan een allergie voor koemelk eczeem veroorzaken
nee
285
kan een exacerbatie van eczeem veroorzaakt worden door een allergie voor bv pinda?
ja
286
IgE gemedieerde anafylaxie stappen
1) IgE met gebonden allergeen bindt aan mestcel. 2) de mestcellen degranuleren 3) oa histamine komt vrij
287
wat bepaal je als iemand mogelijk een ernstige allergische reactie heeft gehad?
tryptase, want bij mastocytose heeft iemand heel hoog tryptase
288
tryptase is specifiek voor
mestcellen die gedegranuleerd zijn
289
wanneer moet je tryptase meten?
binnen een half uur en 3 uur na de reactie
290
effecten adrenaline
verhoogde contractiekracht verhoogd hartritme bronchodilatatie perifere vasoconstrictie afname histamine
291
koude urticaria
bij afkoeling krijgen mensen galbulten
292
hoe lang hou je mensen onder observatie in het ziekenhuis
4 uur (12 u zou nodig zijn voor alle late reacties maar dat is zeldzaam)
293
wanneer hou je iemand wel 12 uur in het ziekenhuis?
- als 2 keer adrenaline - initieel ernstige hypotensie
294
eczeem welk type overgevoeligheidsreactie
4
295
... allergenen zijn gerelateerd aan persisterende bronchiale hyperreactiviteit tov ...
HMW, LMW
296
risicofactoren beroepsgebonden allergie
sensibilisatie roken atopische constitutie
297
allergie kan je pas bevestigen als je
verhaal passend bij allergische reactie na blootstelling aan dat specifieke allergeen icm met een positieve test. 1 van de 2 is NIET genoeg
298
kruisreactiviteit
- IgE gericht primair tegen inhalatie-allergenen, die ten gevolge van botanische verwantschap, secundair reageren met voedselallergenen - kan ook plaatsvinden tussen voedsel allergenen onderling - ORAL allergy - je kan dan alsnog gewoon een pinda eten, ook al kriebelt je mond ervan, want in de maag wordt dat specifieke eiwit afgebroken - maar als iemand van pinda eten meer klachten krijgt dan alleen kriebel is het wel gewoon allergie
299
schaal van muller
I= gegeneraliseerde jeuk, urticaria en/of erytheem II = klachten I + oedeem, misselijk, licht gevoel in hoofd, drukkend gevoel, buikpijn, diarree III = I/II + stridor, dysfagie, heesheid, onduidelijke spraak, dyspneu IV = cyanose, hypertensie, collaps, incontinentie, bewusteloosheid, hartritmesoortnis
300
beleid anafylaxie wesp
- adrenaline auto-injector voorschrijven: niet meer nodig na 5 jaar instelfase van VIT (immunotherapie) is afgerond - starten met VIT (vanaf graad II altijd) - geen kans op kruisallergie
301
type A adverse drug reactions (ADR)
farmacologisch; voorspelbaar dosisafhankelijk kan: =bijwerking =secundair =interactie
302
type B ADR
overgevoeligheidsreactie; NIET voorspelbaar NIET dosisafhankelijk kan: =idiosyncrasie =intolerantie =allergie
303
serum sickness disease
schietschijflaesies neutropenie verhoogd CRP/BSE type 3 reactie
304
4 typen allergische reacties
1: acuut, IgE (mestcellen), urticaria, angio-oedeem, bronchospasme, anafylaxie 2: cytotoxische Ig binden aan geneesmiddelhapteen-weefseleiwitten: purpura, nefritis, hemolytische anemie 3: immuuncomplexdepositie (vasculitis) 4: cellulaire vertraagd; eczeem, pneumonie
305
als je allergisch bent voor acryl nagels, is het gevaarlijk voor later, door…
protheses
306
acrylaat allergie
acrylaatblootstelling door nagelcosmetica, maar ook evt kinderspeelgoed tandheelkundige ingrepen mogelijk met adequate voorzorgsmaatregelen gewrichtsprothesen: ongecementeerde prothese indien mogelijk acrylaten ook in glucosemeters en insulinepompen
307
R0
aantal secundaire besmettingen per primair geval in een volledig vatbare populatie
308
simplificaties van het SIR model
geen geboort en sterfte levenslange immuniteit geen leeftijdsstructuur alle individuen in een compartiment zijn hetzelfde
309
beta
tranmissie-snelheid
310
gamma
herstelsnelheid
311
R0 = (!)
b x c x D
312
b=
besmettingskans per contact
313
c=
aantal contact per tijdseenheid
314
D=
duur van besmettelijkheid
315
varianten op het SIR model
SIR; mazelen, bof, rode hond SIS: chlamydia, schurft SIRS: malaria SEIR: (exposed)(wel besmet maar niet besmettelijk): COVID-19
316
schatten van R0 obv
- data over alle parameters (helaas meestal niet beschikbaar) - R0= L/A= gemiddelde levensverwachting/gemiddelde leeftijd van oplopen infectie - gerapporteerd aantal gevallen bij het bgein van een uitbraak en kennis van het generatie-interval
317
stel een fractie f is gevaccineerd, dan geen epidemie als:
f> 1- 1/R0 (!)
318
stel de vaccineffectiviteit is P, dan wordt de kritische vaccinatiegraad
[1-1/R0]/P (!)
319
andere risico’s bij lage vaccinatiegraad
als de vaccinatiegraad lager wordt, zal de leeftijd bij besmetting toenemeen, en dan kan je congenitaal rubella syndroom bv krijgen
320
gramnegatieve bacterien zijn van nature resistent tegen
vancomycine is te groot om door de porines van gramnegaitvee bacterien te gaan
321
verworven resistentie: opname van vreemd DNA manieren
transformatie: vrij DNA ingebouwd in chromosoom conjugatie: plasmidaal DNA
322
welke 4 resistentiemechanismen bestaan er?
binnengaan blokkeren wegpompen afbreken aangrijpingspunt veranderen
323
carbapenemasen komen alleen voor bij
gramnegatueven
324
MRSA mutatie
- verandering van aangrijpingspunt beta-lactam antibiotica PBP2 => PBP2a - resistentie tegen ALLE beta lactam
325
verspreiding MRSA
- mecA gen is via (wrs) transformatie vanuit andere staphylokokken ingebouwd in chromosoom van s. aureus - wordt NIET veroorzaakt door spontane mutaties (!)
326
belangrijke BRMOs (!)
MRSA ESBL carbapenemase (=meropenem R)
327
gewone beta lactamase
peni t/m 2 de generatie cefalosporinen
328
ESBL en ampC
t/m 3de generatie cefalo
329
carbapenemase
kan de betalactam van elke peni AB afbreken
330
met mutaties die resistentie veroorzaken komen ook
mutaties die een virus minder virulent maken
331
groep A1
potentieel pandemische verwekker; mogelijke wettelijke maatregelen: PBM, evenementen…
332
groep A2
corona, pokken, polio ; ernstig mogelijke wettelijke maatregelen: - gedwongen opname tot isolatie - gedwongen onderzoek - gewongen quarantaine - verbod van beroepsbeoefening
333
groep B1
ziektes die snel dodelijk kunnen aflopen mogelijke wettelijke maatregelen: - gedwongen iso - geedwongen onderzoek - verbod van beroepsbeoefening
334
groep B2
moet binnen 1 dag aan GGD worden gemeld verbod van beroepsuitoefening
335
groep C
geen dwingende maatregelen; wel bron onderzoek
336
melden bij vermoeden door arts behandelaar en/of lab
MERS, pokken, polio, SARS of virale hemorragische koorts dient dit DIRECT gemeld te worden aan de GGD
337
melden na vaststellen in lab
alle overige ziekten (rest vab B1, B2 en C) na vaststelling BINNEN 24 UUR of BINNEN EEN WERKDAG gemeld worden aan arts infectieziektebestrijding vd GGD
338
5 momenten handhygiene
voor contact voor steriele handeling na contact lichaamsvloeistof na contact pt na omgeving
339
wanneer doe je universele / algemene preventieve maatregelen?
bij elk (te verwachten) contact met muceuze membranen en/of lichaamsvloeistoffen uitzondering = zweet
340
hoe verspreidt waterpokken?
aerogeen
341
Schirmer test
test om de hoeveelheid traanproductie te meten. Een strookje filterpapier wordt onder het onderste ooglid geplaatst en na 5 minuten wordt gekeken hoeveel vocht het papier heeft opgenomen. Deze test geeft direct informatie over de traanproductie
342
Bengaals rood kleuring
Dit toont beschadiging van het hoornvlies of bindvlies door uitdroging
343
focus score
histopathologische score gebaseerd op een lipbiopt van de speekselklieren. Het meet de mate van lymfocytaire infiltratie, en is belangrijk voor de diagnose
344
relatieve bradycardie
Dissociatie tussen temperatuurcurve en hartslag: een gelet op de hoogte van de koorts minder dan verwachte stijging van de hartslag
345
Wat is een veelvoorkomend mechanisme bij een geneesmiddelen allergie?
patiënt krijgt een geneesmiddel - modificatie oppervlakte eiwitten - vorming en binding antistoffen - activatie complement
346
Ze denkt dat ze gestoken is door een wesp. Je verricht huidtesten met diverse concentraties wespengif. Deze zijn negatief. Je kunt nu geen diagnose stellen. Wat kan de reden zijn van deze negatieve huidtest.
1. Ze is gestoken door een bij. 2. Je doet de huidtest te vroeg na de reactie, er is sprake van een refractionaire periode 3. De patiënt slikt anti-histaminica waardoor de huidtest negatief is.
347
huiduitslag
docu ! memoraid maken !
348