oude tentamenvragen Flashcards

(81 cards)

1
Q

Beredeneer waarom de empirische therapie voor natieve klep subacute endocarditis bestaat uit ceftriaxon en amoxicilline

A

Meest voorkomende verwekkers vergroenende streptococcen (Viridans groep streptococcen) en Enterococcus faecalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk onderzoek geeft het beste de afgenomen traanproductie weer bij het syndroom van Sjögren?

A

schirmer test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een karakteristiek kenmerk van SLE?

A

vlindervormig exantheem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke laboratoriumtest is het meest gevoelig voor het stellen van de diagnose GPA?

A

PR3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een patiënt presenteert zich met acuut visusverlies van het linker oog. De oogarts constateert dat er sprake is van een acute ischemische
opticus neuropathie (AION). Labonderzoek toont een sterk verhoogde bezinking.
Welke diagnose is het meest waarschijnlijk?

A

arteritis temporalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De historicus Charles Rosenberg beschrijft in het artikel ‘Explaining Epidemics’ verschillende manieren waarop mensen in het
verleden hebben gezocht naar een verklaring voor een epidemie. Hij betoogt dat aan alle verschillende verklaringsmodellen en -
stijlen die zijn ontwikkeld één belangrijke ‘bouwsteen’ ten grondslag ligt.
Wat is deze bouwsteen?

A

Het fundamentele onderscheid tussen individuele en collectieve ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de diagnose sarcoïdose kan foutief gesteld worden in het geval van een maligniteit

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem uit bovenstaande casusbeschrijving drie factoren die pleiten voor een pneumonie die wordt veroorzaakt door een atypische verwekker.

A

hoofdpijn, (afwezigheid) sputumproductie, klachten niet reagerend op beta-lactam antibiotica, werkt in dierenwinkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de natuurlijke gastheer van Bordetella pertussis?

A

mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk antimicrobieel middel is geregistreerd voor behandeling van Influenza A virus?

A

oseltamivir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Tot welk deel van het immuunsysteem wordt de huid gerekend?

A

tot het niet-specifieke innate immuunsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem drie virussen die huiduitslag kunnen geven en die tijdens de zwangerschap een risico kunnen vormen voor de
ongeboren vrucht.

A

rubella virus;  parvovirus B19, enteroviruses (coxackie virus) and varicella zoster.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer voldoet een ziekte aan de definitie ‘opkomende infectieziekte’ ? (3p)
Noem drie punten

A

1) recent zijn toegenomen in incidentie of geografische verspreiding;
2) verspreid zijn naar nieuwe gastheerpopulaties of gastheersoorten (o.a. zoönosen); of
3) (recent zijn ontdekt of) zijn veroorzaakt door nieuw ge-evolueerde ziekteverwekkers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de meest voorkomende klachten die bij alle ARBO virusinfecties voorkomen, zoals Dengue, Chikungunya en Zika?

A

rash en gewrichtsklachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom wordt bij een anafylactische reactie adrenaline gegeven?

A

Adrenaline wordt gegeven om de kans op fatale afloop te verminderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

En waarom intramusculair en niet intraveneus gegeven?

A

Wordt i.m. gegeven omdat i.v. toediening niet beter werkt en risico geeft op bijwerkingen, zoals tachycardie, ischemie en CVA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welk van de volgende vier genoemde plant-gerelateerde eiwitten veroorzaakt/veroorzaken meestal milde allergische
klachten zoals jeuk in de mond en keel?

A

profiline
PR-10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Je bent internist en ziet een 50-jarige man op de SEH met hoge koorts en bloederige diarree.
Patiënt is altijd gezond geweest, gebruikt geen medicijnen en heeft nooit gereisd buiten Europa.
Wat is de meest waarschijnlijke verwekker?

A

Salmonella enteritidis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Beredeneer waarom de empirische therapie voor kunstklep endocarditis bestaat uit flucloxacilline en vancomycine. (

A

meest voorkomende verwekkers Staphylococcus aureus en coagulase negatieve staphylococcen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Van welke spiergroepen heeft een patiënt met een polymyalgia reumatica vooral last?

A

schouder- en bekkengordelspieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Beschrijf op welke twee verschillende manieren je bij een patiënt met diabetes mellitus en een ulcus op de plantaire
zijde van de voet kunt vaststellen dat er osteomyelitis is?

A

Probe to bone test
Radiologie: x/voet of MRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Je denkt aan een virale bronchiolitis.
Welke verschijnsel bij het lichamelijk onderzoek kan specifiek deze diagnose steunen?

A

eind-inspiratoir crepiteren over alle longvelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Noem factoren die pleiten voor een pneumonie die wordt veroorzaakt door een typische verwekker

A

Sputumproductie, pleuritische pijn, koude rillingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke leeftijdsgroep neemt het grootste deel van kinkhoest infecties in Nederland voor zijn rekening?

A

tieners en volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welke immuuncellen zijn in een rustige gezonde epidermis (= opperhuid) aanwezig
alleen langerhans
26
Welke cytokines spelen een belangrijke rol in de pathogenese van psoriasis vulgaris?
TNF-alpha, IL-17 en IL-23
27
Wat is in elk geval nodig om de diagnose acuut reuma te kunnen stellen?
bewijs voor een recente infectie met groep A streptokokken
28
Welke afwijkende parameter in het bloedbeeld verwacht u zowel bij dengue als bij malaria?
trombopenie
29
1. Welke stappen of onderzoeksfases moeten worden genomen bij de ontwikkeling van een vaccin? (3p) 2. Wat is naast effectiviteit van het vaccin nog een absolute voorwaarde? (1p)
1. We onderscheiden 1. de preklinische fase die vaak al 5-10 kan duren. Als de preklinische fase is doorlopen volgt 2. de klinische onderzoeksfase, daarin onderscheiden we het fase I, II en III onderzoek waarbij in proefpersonen gekeken wordt naar veiligheid, werking en bescherming van het vaccin. (3p) 2. Werking en bescherming zijn natuurlijk een absolute voorwaarde, maar veiligheid staat altijd voorop bij de ontwikkeling van nieuwe vaccins. (1p)
30
Wat is de definitie van een zoönose? (3p)
Een zoönose is een ziekte die gedeeld wordt door de mens en andere gewervelde diersoorten. (3p)
31
Noem het cytokine dat de aanmaak van eosinofielen stimuleert
IL-5
32
Welk of welke van de onderstaande opties behoort tot de behandelmogelijkheden van eczeem?
A corticosteroiden B emolliens C teer D wetwrap
33
Wat wordt bij een beroepsallergie bedoeld met “priming effect”?
het neusslijmvlies wordt gevoeliger voor dezelfde hoeveelheid allergeen
34
Welk bevinding past bij coeliakie?
ferriprieve anemie
35
Welke van de volgende pathogenen is het meest verantwoordelijk voor het veroorzaken van pneumonie bij een HIVgeïnfecteerde persoon?
streptococcus pneumoniae pneumocystis jirovecii
36
U bent co-assistent en op de eerste hulp ziet u een zuigeling van zes maanden vanwege toenemende benauwdheid sinds enkele uren. Sinds enkele dagen was er neusverkoudheid. De ouders hadden geen temperatuur gemeten. U voert een lichamelijk onderzoek uit. Noem vier verschillende bevindingen bij het lichamelijke onderzoek die belangrijk zijn om te bepalen of het kind opgenomen moet worden.
1. Ademarbeid (Tachypnoe, dyspnoe) 2. Intrekkingen (Niet/forse intrekkingen) 3. Bewustzijn (Allert/sloom/Allertheid 4. Koorts (Niet, hoge koorts) 5. Afwijkende longauscultatie (bijgeluiden, bronchiaal ademen, verminderd ademgeruis) 6. Tekenen van uitdroging (natte/droge luier, nat/droog slijmvlies) 7. Circulatie (Aspect van de huid roze, versus bleek klam grauw)
37
Bij kinderen is pneumonie een ernstige infectie die zonder behandeling een aanzienlijke mortaliteit heeft. In de praktijk wordt pneumonie vaak uitsluitend op klinische verschijnselen gediagnosticeerd. Welke van de volgende symptomen is het meest sensitief bij het stellen van de diagnose pneumonie?
tachypneu
38
In de diagnostiek van coeliakie wordt vaak gebruik gemaakt van auto-antistof bepaling. Welke auto-antistof wordt hiervoor vooral gebruikt?
antistoffen tegen tissue transgluataminase
39
Welke drie mogelijke bestrijdingsmaatregelen zijn juridisch geoorloofd bij de bestrijding van infectieziekten in de categorie B1 van de Wet publieke gezondheid?
Gedwongen opname tot isolatie of thuisisolatie, gedwongen onderzoek en verbod van beroepsuitoefening
40
Rituximab werkt bij de behandeling van GPA door een effect op de productie van pathogene autoantistoffen. Wat zou echter een veel logischer behandeling zijn om de concentratie van de pathogene autoantistoffen te verlagen? A Anti IL-1beta B Anti CD52 C Anti CD38 D Anti IL-6
C
41
Geef vier verschillende verschijnselen die bij het onderzoek van kinderen doorgaans aanwezig zijn in geval van pneumonie (zowel lichamelijk als aanvullend onderzoek).
1. Tachypnoe, dyspnoe 2. Koorts 3. Afwijkende longauscultatie (bijgeluiden, bronchiaal ademen, verminderd ademgeruis) 4. Hoesten 5. Infiltraat op de thoraxfoto 6. Laboratoriumafwijkingen passend bij infectie (verhoogd CRP, BSE, leukocyten, linksverschuiving in differentiatie)
42
Je krijgt een telefoontje van een huisarts. Hij heeft een man van 40 jaar in de spreekkamer die hij verdenkt van een gele koorts. Noem drie vragen die je in de anamnese moet opnemen en beschrijf waarom deze vraag essentieel is voor het inzetten van de juiste diagnostiek.
- Vaccinatie status : gele koorts vaccinatie (1p) - Activiteiten die hij heeft gedaan? Kans geprikt door muggen (1p) - Immuun status? Gebruikt immuunsuppressiva met daardoor weinig kans op antistof produktie op vaccinatie (1p)
43
Welke bewering over bifasische reactie is juist?
zelden ernstig
44
wat past niet bij SLE
Sclerodactylie  Anti-centromeren antistoffen  
45
Hydroxychloroquine wordt nog regelmatig gegeven bij patiënten met het syndroom van Sjögren. Wat is het belangrijkste werkingsmechanisme van dit middel? 
het werkt ontstekingsremmend
46
Welke van de volgende factoren uit bovenstaande casusbeschrijving pleit/pleiten voor een meningitis die wordt veroorzaakt door een bacteriële verwekker?
troebele liquor verlaagd glucosegehalte in liquor
47
In het artikel ‘What is an epidemic?’ beschrijft de historicus Rosenberg het verloop van een epidemie met behulp van de metafoor van een toneelstuk met meerdere bedrijven. Het tweede bedrijf kenschetst hij als een periode van ‘managing randomness’: het zoeken naar verklaringen die de schijnbaar ‘willekeurige’ uitbraak en verspreiding van een epidemische ziekte begrijpelijk konden maken.   Waar hebben deze verklaringen zich volgens Rosenberg altijd bovenal op gericht?
De verschillen in vatbaarheid voor de ziekte tussen specifieke individuen en groepen in de samenleving.  
48
Leg in maximaal 50 woorden uit waarom malaria tropica, veroorzaakt door een Plasmodium falciparum infectie, na een initieel griepachtig ziektebeeld, plots een zeer ernstig beloop kan hebben.
1. Parasitaemie neemt per 48 uur exponentieel met macht 32 toe.  2. Sekwestratie van geïnfecteerde erytrocyten in de capillaire bloedvaten verstoort de bloeddoorstroming van de organen, waardoor orgaanschade ontstaat. 3. De combinatie van 1 en 2 resulteert in inductie van multi-orgaan falen in een zeer kort tijdsbestek (enkele uren).  
49
Bij het stellen van de diagnose Sjögren, wordt gebruik gemaakt van classificatie criteria. Van welke twee van de onderstaande criteria moet er tenminste één positief zijn om de diagnose te kunnen stellen? 
lipbiopt: Focus score van 1 of groter   B anti SS-A antistoffen
50
Ziekte van Behçet is vooral een ziekte uitgaande van een overactief:
innate
51
Van welk cytokine is aangetoond dat remming er van een positief effect heeft bij de behandeling van sarcoïdose?
tnf a;fa
52
Wat is een alternatief voor patiënten met een koemelk allergie met het minste risico op kruisallergie? 
paardenmelk
53
Leg in maximaal 50 woorden uit waarop het werkingsmechanisme van Rituximab bij een GPA berust? (4p)
Bij een GPA zijn antineutrofiele antistoffen (1 pt) pathogeen (1pt). Door Rituximab worden B-cellen opgeruimd (1pt). Daardoor ook geen productie meer van pathogene autoantistoffen (1pt).
54
Wat is een belangrijk onderdeel van ‘antibiotic stewardship’ in het ziekenhuis?  
Indien mogelijk van intraveneuze antibiotica overgaan op orale toediening. 
55
Welke van onderstaande combinatie van twee verwekkers kan acuut onstane, waterdunne, bloederige diarree veroorzaken?
Salmonella typhi, Clostridium difficile 
56
Voor welke antibiotica is methicilline resistente S. aureus (MRSA) altijd resistent
penicillinen, cefalosporinen en carbapenems
57
Op welk enzym van het influenzavirus grijpt oseltamivir aan?
neuraminiase
58
Wat voor type vasculitis is een hypersensitiviteits vasculitis?
immuuncomplex
59
Wat is volgens de definitie van een hospital aquired pneumonie de duur die iemand tenminste moet zijn opgenomen om te kunnen spreken van een hospital aquired pneumonie en waarom verloopt een hospital aquired pneumonie vaak ernstiger?
48 uur (1p). Vaker te maken met resistente micro-organismen (1p)
60
Welk micro-organisme is de meest voorkomende veroorzaker van een community-acquired pneumonie bij patiënten met een HIV infectie die adequate antiretrovirale behandeling krijgen? 
s. pneumoniae
61
Welke twee onderzoeken worden gebruikt bij het maken van het onderscheid tussen een primair en een secundaire vorm van het fenomeen van Raynaud?
nagelriemmicroscopie en ANA
62
Welk antibioticum is eerste keus voor de behandeling van een milde pneumonie (CAP)?
amoxicilline
63
Immunotherapie met inhalatie allergenen heeft een aantal contra-indicaties.
1: Ernstig/ ongecontroleerd astma  2: Immuun deficiënties  3: gebruik van Bèta-blokkers  4: gebrek aan compliance  5: leeftijd < 5 jaar (relatieve contra indicatie)  6: significante cardiovasculaire aandoeningen  7: maligniteiten 
64
In het artikel ‘What is an epidemic’ beschrijft de historicus Charles Rosenberg het verloop van een epidemie als ware het een toneelstuk in meerdere bedrijven. In het eerste bedrijf - ‘progressive revelation’ vindt een proces plaats van herkenning, erkenning en uiteindelijk publieke vaststelling door de autoriteiten dat er een epidemie is uitgebroken. Wat is volgens Rosenberg op basis van het terugkerende patroon tijdens de vele epidemieën uit de geschiedenis de belangrijkste factor voor die publieke erkenning en vaststelling van het feit van een epidemie? A Autoriteiten grijpen de eerste, nog onzekere tekenen van een epidemie graag aan om de macht meer te centraliseren. B Het aantal doden en zieken groeit op een gegeven moment dermate snel, dat de autoriteiten eenvoudigweg de epidemie niet langer meer kunnen negeren. C Medische experts maken, na bestudering van de eerste tekenen van een epidemie, aannemelijk dat er sprake is van besmetting van mens op mens en adviseren daarop de autoriteiten om bekend te maken dat er een gezondheidscrisis is. D Verontruste burgers, al snel in paniek geraakt door de eerste tekenen van een mogelijke epidemie, zetten de autoriteiten onder druk om maatregelen te nemen.
D
65
1. Welke bacterie kan op deze manier GBS veroorzaken? (1p) 2. Hoe kan de immuunreactie tegen de infectie leiden tot zenuwbeschadiging? (1p) Gebruik maximaal 10 woorden. 3. Tegen welke structuren op zenuwen is de immuunreactie dan gericht? (1p)
1. ‘Campylobacter’ of ‘Campylobacter jejuni’ of ‘lipo-oligosaccharide’ (1p) 2. ‘Kruisreactie’ of ‘kruisreactieve immuun-response’ of ‘kruisreactieve antistoffen’ (1p) 3. ‘Gangliosiden’ (1p)
66
Waarom is remming van C5a zinvol bij de inductie behandeling van ANCA geassocieerde vasculitis?
C5a stimuleert de neutrofiele granulocyt
67
Je bent arts-assistent interne geneeskunde. Via de SEH wordt een patiënte op je afdeling opgenomen waarbij er een verdenking is op een meningitis. Er is liquor ingestuurd naar het laboratorium medische microbiologie. In haar dossier zie je de uitslag van het grampreparaat: “Aspect: troebel. Geen bacteriën gezien. Leukocyten >10 per gezichtsveld”. De volgende dag groeien er in de liquorkweek gramnegatieve kokken. Welke conclusie past het beste bij de uitslag van het grampreparaat? A deze uitslag past bij de lage sensitiviteit van een grampreparaat van de liquor B de uitslag is fout-negatief gezien de positieve liquorkweek C er is geen sprake van meningitis; gramnegatieve kokken passen bij contaminatie D deze uitslag past bij een infectie met zowel een virus als een bacterie
A
68
Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je ter controle een 48-jarige, Nederlandse, homoseksuele en HIV-positieve man. Hij rookt 15 sigaretten per dag, maar is verder gezond. Je hebt deze patiënt de afgelopen maanden 2-maal gezien met een pneumonie gepaard gaande met koorts, dyspnoe en ophoesten van geelgroen sputum. Sputumkweken toonde beide keren een Streptococcus pneumoniae. Het aantal CD4 cellen bedraagt 540 x 106/L is (normaal 400 – 1200 x 106/L). Zijn HIV RNA is ondetecteerbaar onder behandeling. Hebben bovenstaande bevindingen (HIV-positiviteit en CD4 cel aantal) iets te maken met de genoemde infecties bij de heer Jansen, en waarom of waarom niet? A Ja, een HIV infectie leidt tot een stoornis in de T-& B-cel gemedieerde immuniteit en derhalve tot een verhoogd risico op deze infecties ook bij een normaal CD4 cel aantal. B Nee, een HIV infectie leidt tot een stoornis in de T- & B-cel gemedieerde immuniteit, maar zijn CD4 cel aantal is nog >200 x 106 /L en daarmee heeft hij geen verhoogd risico op deze infecties. C Nee, een HIV infectie leidt tot een stoornis in de T-cel gemedieerde immuniteit en derhalve niet tot een verhoogd risico op deze infecties. D Nee, een HIV infectie leidt tot een stoornis in de B-cel gemedieerde immuniteit en derhalve niet tot een verhoogd risico op deze infecties.
A
69
De historicus Charles Rosenberg maakt in het artikel ‘Explaining Epidemcs’ een analystisch onderscheid tussen twee verschillende denkstijlen (ofwel: benaderingen/modellen) die in de loop van de eeuwen zijn gehanteerd bij de verklaring van epidemieën: ‘configuration’ (configuratie) en ‘contamination’ (besmetting). Daarnaast was er echter nog een derde concept dat een belangrijke rol speelde in het medische denken over epidemieën, namelijk: ‘predisposition’ (predispositie). Bij welke van de twee bovengenoemde denkstijlen was het nodig om de rol van (pre)dispositie te betrekken bij de verklaring van een epidemie?
beide
70
Kinderen die als zuigeling een bronchiolitis doormaken ten gevolge van infectie met het respiratoir syncytieel virus (RSV) kunnen ook later luchtwegproblemen ondervinden. Welke van de volgende alternatieven geeft het lange termijn beloop het best weer? A verhoogde kans op het ontwikkelen van allergie B herhaalde benauwdheidsklachten bij virale luchtweginfecties in de eerste levensjaren C verlaagde longfunctie tot in de volwassenheid D blijvende overgevoeligheid voor aspecifieke prikkels zoals rook, mist, koude lucht
B
71
Welk micro-organisme kan bij gastro-intestinale infectie geen bloederige diarree veroorzaken? A Campylobacter B Entamoeba histolytica C Giardia lamblia D Shigella
giardia lambia
72
Hoe lang is een patiënt gemiddeld ziek van een hepatitis A infectie?
2-3 weken
73
Om welke reden is schistosomiasis in Nederland niet endemisch? A Door riolering en goede hygiëne wordt de cyclus doorbroken waardoor besmetting wordt voorkomen. B De geschikte tussengastheer voor humane schistosomiasis komt hier niet voor. C De temperatuur van het oppervlakte water is te koud voor de vrijlevende Schistosoma stadia om zich hier te ontwikkelen. D Door effectieve bestrijding is schistosomiasis hier geeradiceerd, maar bij voldoende import zou de ziekte hier weer endemisch kunnen
B
74
Welk allergeen is verantwoordelijk voor de meeste gemelde anafylactische reacties op de eerste hulp bij volwassenen?
insecten
75
Welke drie cytokines spelen een belangrijke rol tijdens sensibilisatie fase bij een Type I overgevoeligheidsreacties?
IL4, 5 en 13
76
SLE is een systemische autoimmuunziekte die in principe ieder orgaan kan aandoen. Welke orgaancomplicatie komt vooral vaker voor indien een patiënt anti-ds-DNA positief is? A huidbetrokkenheid B cerebrale betrokkenheid C renale betrokkenheid D pulmonale betrokkenheid
C
77
Je bent huisarts. Een 60-jarige vrouw komt met een bloedarmoede die blijkt te berusten op een pernicieuze anaemie. Bij welk van de volgende oorzaken is er sprake van een pernicieuze anaemie? A bij malabsorptie van vitamine B12 secundair aan atrofische gastritis B bij malabsorptie van zink in het jejeunum bij cystic fibrosis C bij malabsorptie van ijzer in het terminale ileum bij Crohn D bij malabsorptie van foliumzuur bij een gluten intolerantie
A
78
Je bent huisarts en ziet in het ochtendspreekuur een 40-jarige man kok in een klein restaurant. Hij werd vijf dagen geleden ziek met bloederige diarree en koorts en er is een STEC (shigatoxineproducerende enterobacterie) vastgesteld. Hij lijkt vandaag voor het eerst mogelijk klachtenvrij. Patiënt is kok en hij moet vanmiddag weer aanwezig zijn in het restaurant waar hij werkzaam is. Wat is je advies en beleid bij deze patiënt?
U geeft aan dat voor deze ziekte en zijn beroep een werkverbod geldt, totdat is aangetoond dat hij niet meer besmettelijk is. U meldt de ziekte met medeweten van de patiënt zo snel mogelijk aan de lokale GGD.
79
Waaruit bestaat de algemene definitie van een BRMO ten aanzien van de resistentie?
resistentie voor veel en/of belangrijke antibiotica
80
Wat zijn de meest effectieve maatregelen om verspreiding van resistente micro-organismen tegen te gaan?
handenwassen
81