woordjes C Flashcards
(800 cards)
ça; (pron. dem.)
dit, dat, het
ça coûte
dat kost (12 euro)
ça suffit
dat volstaat
cabane, la
de hut
cabine, la
de cabine, het hokje
cabine de bain, la
het kleedhokje (bij het zwembad)
cabine téléphonique, la
de telefooncel
caché
(een) verborgen (schat)
cache-cache, le
verstoppertje
cacher
verstoppen
cachet, le
de stempel (werktuig)
cacheter
(een brief) verzegelen
cachette, la
de schuilplaats (om zich te verstoppen)
cadeau, le; les cadeaux
het geschenk
cadet, le
de jongere broer
cadet; cadette
jongste (de jongste zus)
cadran, le
de wijzerplaat
cadre, le
het kaderlid
caduc; caduque
bouwvallig, verouderd (een bouwvallig huis)
café, le
de koffie, het café
cafétéria, la
de cafetaria
cafetière, la
de koffiepot
cage, la
de kooi, de schacht (van een lift)
cageot, le
het kistje