boekhoofdstuk 1 Flashcards
(44 cards)
Kernberg en borderline persoonlijkheidsstoornis
categorie patiënten die tussen neurose en psychose vallen -> instabiele karakter
niveau structurele organisatie volgens Kernberg
- gebrekkige angsttolerantie
- slechte impuls controle
- egozwakte
- pathologische geïnternaliseerde objectrelaties
psychologische structuur
een stabiel patroon van mentale functies die het gedrag, de percepties en subjectieve ervaringen van het individu organiseren
4 niveaus persoonlijkheidorganisatie
- normaal
- neurotisch
- borderline
- psychotisch
normale identiteit
1) geïntegreerd gevoel van zichzelf en anderen
2) investeren in werk, vrije tijd, verlangens en doelen
normaal & verdedigen
geavanceerde verdedigings-mechanismen
- flexibiliteit
normaal & werkelijkheid testen
1) nauwkeurige perceptie van zelf
2) empathie
neurotische identiteit
1) samenhangend gevoel van zelf en anderen
2) niet volledig geïntegreerd -> investeringen in werk, relaties en vrije tijd
neurotisch & verdedigen
- geavanceerde verdedigingsmechanisme
- rigide
neurotisch & werkelijkheid toetsen
1) nauwkeurige perceptie van zelf
2) empathie
borderline identiteit
1) incoherent gevoel van zichzelf en anderen
2) slechte investeringen in werk, relaties en vrije tijd
borderline & verdedigen
primitieve verdedigingsmechanismes
borderline & werkelijkheid toetsen
1) verwarring en vervorming van het zelf
2) empathie
Transference Focused Therapy
- therapeut vergelijkt het functioneren van de patiënt met iemand met een normaal niveau van persoonlijkheidsorganisatie
persoonlijkheid
integratie van gedragspatronen, waarbij gedragspatronen beïnvloed worden door:
- temperament
- cognitieve capaciteiten
- karakter
- waardesystemen
cognitieve processen belangrijke rol bij
- perceptie werkelijkheid
- organisatie van gedrag
- ontwikkeling en uiting affectieve reacties
karakter
gedragspatronen die kenmerkend zijn voor een specifiek individu
- organisatie van gedragspatronen en de mate van flexibiliteit of starheid
karakter en identiteit onderlinge complementaire aspecten
concepten van het zelf + anderen -> identiteit -> psychologische structuur -> karakter
mensen met normale persoonlijkheidsorganisatie hebben
- geïntegreerd en samenhangend concept van zichzelf en andere
- breed spectrum aan affectieve ervaringen
- aanwezigheid van een geïntegreerd systeem van geïnternaliseerde waarden
object relations theory
combinatie van
1) temperament van kind
2) ervaringen en interactie met verzorgers en omgeving
2 periodes affectieve intensiteit
- rustige periode
- drukke periode
rustige periode
- lage affectieve intensiteit
- kind neemt de omgeving in zich op door algemeen cognitief leren
drukke periode
- hoge affectieve intensiteit
- behoeften om plezier te ervaren en angst te vermijden
hoge affectieve intensiteit
- intense emoties, hebben biologische functie om kinderen te helpen overleven door behoeftes uit te spreken