hoorcollege 0 Flashcards

(28 cards)

1
Q

Freud

A

grondlegger klassieke psychotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

klassieke psychotherapie

A

client ligt op de bank en stelt je vragen
- duurt vaak jaren
- meerdere keer per week therapie
- lang en intensief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

4 kenmerken klassieke psychotherpaie

A
  1. vrije associatie
  2. veronderstelling
  3. droomanalyse
  4. hiërarchische relatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vrije associatie

A

cliënten vertellen wat er in hen opkomt en hierop wordt verder geborduurd
- therapeut probeert zo meer inzicht te krijgen in onberbewustte van client

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

veronderstelling

A

clienten zijn zich niet bewust van hun conflicten met het onderbewust zijn
- deze conflicten zorgen juist voor de psychische klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

droomanalyse

A

hierdoor kan de therapeut inzicht krijgen in het onbewuste van de client

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hiërarchische relatie

A

therapeut weet meer dan cliënt, en weet wat beter is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Rogers

A

Humanistische, cliënt-gerichte therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Humanistische, cliënt-gerichte therapie

A
  • cliënt gezien als degene die zelf het beste weet wat hem zal helpen
  • de cliënt weet zelf het beste wat hij voelt en ervaart
  • taak van therapeut om client te stimuleren door steun, empathie en een rustige houding
  • therapeut is niet directief
  • kortere therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Greenberg

A

emotie-gefocuste therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

emotie-gefocuste therapie

A
  • meer gericht emoties client
  • wordt gekeken naar verstoorde emotieprocessen
  • korter van duur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

moderne psychodynamische aanpakken (psychoanalytisch gericht)

A
  • onderliggende conflicten zijn iemand persoonlijkheid die bijdragen aan psychopathologie wat client ervaart
  • gefocust bepaalde processen
  • meer tijdsgebonden
  • beter onderzocht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

beck

A

cognitieve therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

cognitieve therapie

A
  • mensen met psychopathologie maken cognitieve denkfout
  • gedachten die cliënt over zichzelf heeft, houden verband met klachten waarmee ze naar psycholoog gingen
    bv:
  • somberheid -> depressie
  • angst en zorgen -> angststoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Skinner

A

gedragstherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gedragstherapie

A
  • gebaseerd op de leertheorien
  • mensen laten gedrag zien wat zou kunnen bijdragen aan psychische klachten
17
Q

leertheorieën

A

straf zorgt voor minder gedragsuiting, beloning zorgt voor meer gedragsuiting

18
Q

cognitieve gedragstherapie

A
  • een van de populairste therapieën
  • van korte duur, met specifieke focus op gedrag en gedachtes
  • gefocust op zelfwaardering, emotieregulatie en meta-cognitites
19
Q

Hayes

A

acceptance and commitment therapy (ACT)

20
Q

ACT

A
  • niet vechten tegen de negativiteit, dit kan leiden tot extra stress
  • genieten van wat wel goed gaat
  • ingezet bij lichamelijk onverklaarbare klachten of bij mensen die al vaker therapie hebben gehad
21
Q

integratieve therapie

A

combinatie verschillende soorten therapie
- schematherapie = combinatie van psychodynamische therapie, emotie-gerichte therapie
- wordt toegepast op mensen met een persoonlijkheidsstoornis en mensen met langdurige klachten

22
Q

eye movement desensitization and reprocessing (EMDR)

A
  • maken van oogbeweging om traumatische gebeurtenissen te verwerken
  • moet het werkgeheugen belasten
23
Q

duur van therapieën

A

lang = langer dan een jaar, vooral bij chronische of ernstige psychopathologie en persoonlijkheidsstoornissen
- kort = enkele weken of maanden

24
Q

lange therapieën

A
  • klassieke psychoanalyse
  • transference-focus psychotherapy
  • mentalization based treatment
  • integratieve therapie
  • humanistische cliënt-gerichte therapie
  • emotie-gefocuste therapie
25
korte therapieën
- acceptance and commitment therapy - cognitieve therapie - gedragstherapie - cognitieve gedragstherapie - andere CGT vormen - EMDR
26
psychoanalytisch of psychodynamisch
- klassieke psychoanalyse - moderne psychodynamische aanpakken
27
humanistisch of cliënt gericht
- humanistische cliënt-gerichte therapie - emotie-focused therapie
28
cognitieve gedragstherapie
- integratieve therapie - ACT - cognitieve therapie - gedragstherapie - cognitieve gedragstherapie - andere CGT vormen