hoorcollege 3 Flashcards

(51 cards)

1
Q

psychodynamische psychotherapie

A

gaat ervan uit dat ziektes van de geest ontstaan door het onbewuste
- fundamenten in psychoanalyse en psychoanalystische psychotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

focus psychodynamische psychotherapie

A
  • focus op onderzoeken en begrijpen van onbewuste
  • loslaten van emotionele spanning door middel van catharsis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

catharsis

A

de uiting van onderdrukte emoties of verlangens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

soorten interventies

A
  • vrije associatie
  • inzicht in heden door het verleden
  • verduidelijking, confrontatie en interpretatie
  • verkenning van tegenoverdracht
  • neutraliteit of onthouding door de therapeut
  • werken met en door afweermechanismen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

tegenoverdracht

A

gevoelens van de therapeut die tijdens een behandeling worden opgewekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het onbewuste

A
  1. ID
  2. Superego
  3. EGO
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ID

A
  • onbewuste behoeftes
  • driften en oerkrachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

superego

A
  • het ideaalbeeld
  • moraal geweten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ego

A

het realistisch beeld dat bemiddelt tussen de verlangens van het ID en SUPEREGO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

soorten verdedigingsmechanisme

A
  • repressie
  • ontkenning
  • projectie
  • displaatsing
  • regressie
  • sublimatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

repressie

A

weten dat er iets is gebeurd, maar simpelweg niet aan denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ontkenning

A

het is nooit gebeurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

projectie

A

projecteren van je eigen gevoelens op iemand anders
- ‘het is jouw schuld’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

regressie

A

terugkeren naar een eerdere fase in de levensontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

sublimatie

A

psycholoog worden om andere te helpen en hierdoor je eigen gemiste hulp en begrip in de kindertijd goed te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verschul psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie

A

psychoanalytische psychotherapie:
- evidence based
- focus op hier en nu
- therapeuten niet zo neutraal als in psychoanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

verschillende behandelmethodes psychoanalytische psychotherapie

A
  • MBT
  • TFP
  • ISTDP
  • SFT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

MBT

A

mentalization based treatment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

TFP

A

transference focused psychotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

ISTDP

A

intensive short-term dynamic psychotherapy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

SFT

A

schema focused therapy

22
Q

Menalization based treatment (MBT)

A
  • eerste instantie ontwikkeld voor borderline
  • gebaseerd op hechtingstheorie en psychodynamische concepten
23
Q

focus MBT

A
  • verbeteren van mentaliserende vaardigheden en het zelfregulerende vermogen
24
Q

mentaliseren

A

het impliciet en expliciet interpreteren van de handelingen van jezelf en anderen als zinvol
- vermogen om andermans gevoelens, motivaties en behoeften te begrijpen

25
verschillende betekenissen en functies van mentaliseren
- vermogen om betekenis en intenties toe te schrijven aan menselijk gedrag - vermogen emoties, gedachten, intenties te begrijpen en ernaar te refereren - gevoel van begrepen worden - mogelijk om onbegrip of misverstanden te begrijpen - onszelf van buitenaf zien
26
epistemisch vertrouwen
een menselijke, cue-gedreven, sociaal-cognitieve aanpassing van wederzijds verlangen om een overdracht van relevante culturele kennis te geven
27
window of tolerance
ruimte tussen 2 horizontale lijnen, als iemand hier buiten is kunnen ze niet behandelt worden bestaat uit: 1. hyperarousal 2. optimum arousal zone 3. hypoarousal
28
hyperarousal
cognitieve gebied wordt afgesloten waardoor limbisch systeem het overneemt - angstige gehechtheid
29
optimum arousal zone
het optimale gebied waarin je goed om kan gaan met de stress van dagelijks leven - cognitieve gebied is geopend en er is een actief zelf-
30
hypoarousal
het cognitieve gebied wordt afgesloten en er in onvoldoende spanning om dingen te verwerken - komt voor bij depressie en dissociatie - vermijdende gehechtheid
31
mentaliserende modus
- mentaliserende modus - equivalente modus - doen alsof modus - teleologische modus
32
mentaliserende modus
je gevoelens, gedachten en identiteit zijn geïntegreerd, hierdoor kan je reflecteren op jezelf en andere
33
equivalente modus
hoe we onszelf zien is wat we verwachten in de buiten wereld - activerende coping - wat van binnen gevoeld wordt, wordt ervaren als enige voorstelling van de buitenwereld
34
doen alsof modus
overcompensatie van grootsheid, maar ook ontkenning van werkelijkheid - deactiverende coping - buitenwereld en binnenwereld gescheiden - lichaam en brein werken elkaar tegen
35
deactiverende coping
negeren van angst
36
teleologische modus
geloven dat alleen datgene wat je kan voelen of zien er echt is - activerende coping - praktische acties nodig om binnenwereld gerust te stellen
37
MBT priotiteit
patient leren zijn eigen emoties te reguleren
38
ondersteunen proces emoties reguleren & mentaliseren
- empathische reacties - ervaringen verkennen en verduidelijken - ervaringen uitdagen of confronteren (alleen als patient klaar voor is) - spiegelen van affect om patient zichzelf te leren begirjpen - relatie bespreken wanneer re-enactments of overdracht optreden
39
kenmerken MBT therapeut
- niet wetende houding - geduld - accepteren - helpen met verduidelijken - wijst dingen aan die niet overeenkomen
40
transference focused therapy TFP
- richt zich op affecten ervaren in dominante objectrelaties (met jezelf en andere), om zo relationele trauma's te verwerken - kan ervaren worden als confronterend
41
kernberg
persoonlijkheidsorganisatie
42
persoonlijkheidsorganisatie
bouwblokken voor iemands persoonlijkheid die beïnvloed worden door biologische en ontiwkkelingsfactoren
43
neurotische persoonlijkheidsorganisatie
- redelijk stevig in schoenen - hierdoor redelijk resistent in therapie - kunnen zich goed verdedigen
44
borderline persoonlijkheidorganisatie
- bij lage spanning rustig en reageren goed op behandeling - hoge spanning sprake van paranoïde overdracht
45
psychotische persoonlijkheidsorganisatie
lichte spanning al allerlei problemen
46
TFP prioriteit
integreren van het zelf, ook in de relatie met anderen
47
TFP-interventies
- TFP werkt anders dan MBT, met een contract met voorwaarden - verduidelijken en interpreteren van de overdracht - gevoelens in tegenoverdracht teruggegeven aan client - confronteren wanneer therapeut vermijding opmerkt - technische neutraliteit; minder rigide dan psychoanalyse
48
contract TFP
- therapeut beschermt tegen projectie - afspraken over suïcidaliteit
49
kenmerken TFP therapeut
- neutraal en rustig - aanwezig en responsief als er crisis is - geduld - bewust van wat er aan re-enactment aanwezig is - monitoring explicite en impliciete signalen - minder focus emotieregulatie
50
verschillen: MBT
- actief betrokken emotie regulatie en beschermen van relatie - therapeut werkt mee maar interpreteert de herbelevingen niet - onwetende houding en stimuleert patient zelf na te denken - focus individuele en groepssessies - algemeen meer geschikt low level borderline
51
verschillen:
- therapeut relatie is belangrijk object relatie, waardoor herbelevingen plaatsvinden - therapeut streeft naar bespreken optredende re-enactments - therapeut interpreteert de objectierelationele re-enactment - individuele psychotherapie - minder geschikt low-level borderline