hoorcollege 4 Flashcards

(38 cards)

1
Q

gedragstherapie

A

ging op basis van straffen, belonen en associaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

cognitieve gedragstherapie

A
  • Skinner en Wolpe
  • vanuit gedragstherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

klassieke conditionering

A

leren door associatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

habituatie

A

sterkte van reflex neemt af wanneer de stimulus meerderen keren achter elkaar wordt aangeboden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

extinctie

A

de afname van een geconditioneerde associatie als gevolg van de afwezigheid van een ongeconditioneerde stimulus of bekrachtiger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

exposure therapie

A

iemand moet meerdere keren worden blootgesteld aan angststimulus om te leren dat ze hier niet bang voor hoeven te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

systematische desensitisatie

A

geeft iemand een angststimulus en herhaalt dit in hiërarchische volgorde tot de angst weg is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

operante conditionering (Skinner)

A
  • gebaseerd op leer theoriën, gedrag aangemoedigd of ontmoedigd en gebruik straffen en beloningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

positieve bekrachtiging

A

toevoegen van beloning, waardoor frequentie gedrag toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

positieve bestraffing

A

toevoegen van iets vervelends, waardoor frequentie van gedrag afneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

negatieve bekrachtiging

A

afnemen van iets onplezierigs, waardoor de frequentie van gedrag toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

negatieve bestraffing

A

afnemen van iets plezierigs. zodat frequentie gedrag afneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kerngedachtes

A
  • aangeleerd in jeugd en bepaald door aanleg
  • beïnvloed leefregels, assumpties en attitudes
  • deze invloed automatische reactie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

automatische reactie

A

beïnvloed door
- kerngedachtes
- leefregels, assumpties en attitudes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

derde generatie CGT = gedragstherapie en cognitieve therapie komen samen en nieuwe dingen geïntegreerd

A
  • acceptance and commitment therapy (ACT)
  • compassionate mind training (CMT)
  • mindfullness-based cognitive therapy (MBCT)
  • dialectical behavior therapy
  • metacognitive therapy (MCT)
  • oplossingsgerichte therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

depressie spiraal

A
  • aanleiding of wegvallen iets positiefs
  • hierdoor ontstaan negatieve gedachtes
  • door terugtrekken wordt iemand minder actief en hebben ze minder sociaal contact
  • depressie nog erger
  • lichamelijke en slaap kwaliteit achteruit
17
Q

CGT en behandelingsdoelen voor depressie

A
  1. gedragsactivatie
  2. psycho-educatie
  3. activiteiten plannen
  4. registreren
  5. evalueren
  6. instandhoudende factoren wegnemen
  7. aandacht voor het positieve
  8. lat lager leggen, jezelf belonen
  9. G schema’s om activatie te helpen
18
Q

gedragsactivatie

A

spiraal omdraaien om doelen te stellen

19
Q

evalueren

A

wat hielp om stemming te verbeteren of niet te verslechteren

20
Q

instandhoudende factoren wegnemen

A

omstandigheden

21
Q

G schema’s

A

gebeurtenis -> gedachten -> gevoel -> gedrag -> gevolg

22
Q

CGT behandeling

A
  • intake, diagnostiek en casusconceptualisatie
  • adviesgesprek, diagnose, doelen en behandelplan
  • aantal sessies, klantgerichte behandeling
23
Q

casusconceptualisatie

A

overzicht van hoe alles samenhangt bij de cliënt (aanleg, levensgebeurtenissen, vorming tot persoon etc.)

24
Q

downward arrow technique

A
  • laat mensen twijfelen aan hun gedachtes zodat ze hun overtuigingen over zichzelf kunnen veranderen
  • doorvragen tot de kerngedachten
25
socratische dialoog
- kritische vragen stellen over een gedachte
26
alternatieve gedachten formuleren
zijn er andere interpretaties mogelijk van de gebeurtenis, en van de voor-argumenten
27
DSM-V angststoornissen
1. paniekstoornis 2. agorafobie 3. specifieke fobie 4. sociale angststoornis 5. gegeneraliseerde angststoornis 6. selectief mutisme 7. separatie-angststoornis 8. ziekte-angststoornis -> hypochondrie 9. obssessief-compulsieve stoornis 10. posttraumatische stresstoornis
28
behandeling angsstoornis
- exposure - aandacht voor coping - soms traumaverwerking en werken zelfbeeld
29
moderne exposure
cliënt in meest gevreesde situatie geplaatst en achteraf gekeken of de verwachtingen echt gebeurd zijn.
30
safety behaviors
bij sociale angst doen mensen er alles aan om ervoor te zorgen dat hun ramp niet uitkomt - bloosangst - angst om te trillen - bang een gesprek te voeren
31
sociale angst
negatieve ervaringen uit verleden hebben impact op zelfvertrouwen en indirect impact op angstsymptomen en safety behavior
32
proces sociale angst
- situatie (voorbereiden presentatie) - negatieve ervaringen uit het verleden (kritiek gekregen voor hele klas) - gedachten (ik ga moeite hebben met praten tijdens presentatie) - zelfvertrouwen (als ik voor de groep moet staan ga ik stotteren) - angstsymptomen (hogere hartslag, stotteren) -safety behavior (goede voorbereiding, medicijnen nemen, water drinken)
33
oefeningen sociale angst
- exposure - gedragsexperiment - G-schema's corrigeren - videofeedback
34
paniekstoornis
- bang gevreesde ramp - vicieuze cirkel - door achtergrond fatoren, interne en externe triggers en verhoogde alertheid dreiging sneller waargenomen
35
interoceptieve exposure
lichamelijke sensaties opgeroepen of geassocieerd met angst en paniek - getest of gevreesde ramp zal uitkomen
36
gegeneraliseerde angst
- vaak samen negatieve kerngedachtes en piekeren - metacognities over het piekeren
37
positieve metacognitie
"door te piekeren ben ik overal op voorbereid en heb ik controle"
38
negatieve metacognitie
" ik draai door als ik zo blijf piekeren"