hoorcollege 8 Flashcards

(44 cards)

1
Q

Francine Shapiro

A
  • eye movement desensitization and reprocessing (EMDR)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

basisprincipes EMDR

A
  • opgeslaggen angstige herinnering opgeroepen
  • lading van gebeurtenis verminderd door oogbewegingen
  • herinnering hersteld door andere betekenis aan te geven
  • hierdoor positieve manier opgeslagen worden in lange termijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

therapeut is een Facilitator van natuurlijk verwerkingsschema

A
  • door trauma is verwerkingsproces verstoord geraakt
  • therapeut heeft functie om cliënt te helpen deze herinnering op een natuurlijke manier op te slaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

EMDR is te gebruiken wanneer cliënt last heeft van

A
  • PTSS
  • trauma
  • disfunctionele kernovertuigingen
  • as-I stoornissen
  • complexe PTSS en persoonlijkheidsstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

EMDR nog niet te gebruiken wanneer

A
  • traumatische ervaring nog bezig is
  • cliënt niet in staat om binnen de window of tolerance te blijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

window of tolerance

A
  • hypoarousal - niks binnen bij cliënt
  • hyperarousal - voelt alles heel heftig en komt ook niks binnen
  • optimale zone - in staat om te redeneren etc
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

verschillende redenen niet blijven window of tolerance

A
  1. gebruik kalmerende middelen
  2. therapeutische alliantie niet sterk
  3. cliënt voelt zich niet veilig
  4. hoge vermijding
  5. er is een crisis die eerst aandacht nodig heeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voorbeelden duidelijke trauma’s

A
  • auto-ongeluk
  • seksueel of fysiek misbruik
  • gewapende overval
  • aardbevingen
  • oorlog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

andere mogelijke traumatische gebeurtenissen

A
  • echtscheiding
  • verlies huisdier
  • ontslagen worden
  • pesten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

DSM-V criteria

A

A. blootstelling aan werkelijke of dreigende dood, ernstig letsel of seksueel geweld
B. aanwezigheid een of meer intrusiesymptomen
C. aanhoudende vermijding van interne of externe stimuli die verband houden met traumatische gebeurtenissen
D. negatieve veranderingen in cognities en stemming in verband mat traumatische gebeurtenis
E. duidelijke veranderingen in arousal en reactiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

intrusiesymptomen

A
  1. terugkerende, onwillekeurige en indringende verontrustende herinneringen
  2. terugkerende, onvrijwillige en indringende angstige dromen
  3. dissociatieve reacties
  4. intense of langdurige psychologische distress bij blootstelling aan interne of externe signalen, die een aspect van traumatische gebeurtenissen symboliseren of daarop lijken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bij citeria

A
  • B, C, D en E moeten langer dan 1 maand aanhouden
  • moet aanzienlijk leed en een functionele beperking veroorzaken
  • niet toe te schrijven aan fysiologische effecten van middel of medische aandoening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hersenen bij PTSS

A
  • hyperactieve amygdala, constant aan
  • lichamelijke beweging kan hierbij helpen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

fight-flight-freeze actie

A

stresshormonen, neurotransmitters komen vrij
- systeem raakt overbelast en overgevoelig
- continue feedback loop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

prefrontale cortex en hippocampus

A
  • minder actief bij mensen met PTSS
  • belemmering van verwerken van gebeurtenissen en traumatische herinneringen
  • hierdoor minder goed plannen en juiste beslissingen maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

behandeling PTSS

A
  • EMDR
  • exposure therapie
  • cognitieve gedragstherapie voor trauma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

effectiviteit EMDR

A

EMDR is gelijkwaardig aan exposure therapie en andere CGT, ook bij kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

psychotherapie vs EMDR

A

Bij EMDR mensen minder snel meer gediagnosticeerd dan bij psychotherapie

19
Q

EMDR en zelfwaardering

A

desensitiseren van negatieve herinneringen die samenhangen met laag zelfbeeld

20
Q

COMET en zelfbeeld

A

activeert en versterkt positieve herinneringen om het gevoel van eigenwaarde te verhogen
- effectiever dan EMDR

21
Q

voordelen EMDR

A
  • relatief snel effect
  • geprotocolleerd
  • weinig tot geen huiswerk
  • wordt door cliënten en therapeuten gezien als minder belastende behandeling voor PTSS
  • grote delen behandeling zijn non-verbaal
  • lagere uitval
22
Q

nadelen EMDR

A
  • na eerste fase therapie zullen symptomen toenemen
  • Bij EMDR kunnen cliënten makkelijker hun gedachtes, emoties en situaties vermijden door te doen alsof ze mee doen met de therapie
23
Q

verworpen hypotheses EMDR

A
  • oogbewegingen zijn onzin en EMDR werkt hetzelfde als exposure
  • EMDR stimuleert alleen interhemisferische communicatie
24
Q

concurrerende werkgeheugentheorie

A

hier gaat EMDR vanuit
- theorie die stelt dat oogbewegingen het werkgeheugen belasten tijdens het oproepen van herinneringen wat leidt tot deflatie van de verbeelding

25
deflatie van de verbeelding
minder levendige en geloofwaardige herinnering
26
beloop EMDR
- traumatische gebeurtenis zit in lange termijn geheugen - vragen naar herinnering -> gaat in werkgeheugen zitten - wanneer concurrerende taak erbij komt (oogbewegingen) is er concurrentie - werkgeheugen belast en hierdoor wordt de herinnering minder levendig en emotioneel beladen -> cognitieve herstructurering
27
neurobiologisch bewijs
het activeren van het werkgeheugen onderdrukt de activiteit van de amygdala
28
8 stappen EMDR
1. patiënten geschiedenis en behandelplanning 2. voorbereiding 3. assessment 4. desensitisatie 5. installatie 6. bodyscan 7. afsluiting 8. her-evaluatie
29
1. introductie
- algemene uitleg proces - testen snelheid van bewegende lampje en positie stoel - uitleggen associatie proces - alle gedachtes, emoties of fysieke reacties die naar boven komen zijn goed en toegestaan
30
2. terugroepen van traumatische of negatieve herinnering
- beschrijven herinnering zonder te veel details - in grote lijnen - therapeut vraagt als de herinnering is verteld, hoe die verder gaat
31
3. selectie van het 'doelbeeld'
het moment van de trauma gebeurtenis wordt stilgezet als een foto - moet als het meest traumatische worden gezien - gaat puur over hoe de gebeurtenis wordt herinnerd, niet hoe die echt was
32
4. selectie negatieve cognitie
therapeut vraagt wat het meest verontrustend is aan de foto kan te maken hebben met: 1. controle 2. veiligheid 3. eigenwaarde, schuld of wroeging
33
5. selectie van de positieve cognitie
therapeut vraagt: als je nu het beeld naar boven haalt, wat zou je dan liever denken of geloven over jezelf nu? - controle -> ik kan het aan - veiligheid -> ik ben veilig - eigenwaarde, schuld of wroeging -> ik ben competent, sterk en oke - geloofwaardigheid met validity of cognition
34
6. activering neurale geheugennetwerk
koude naar warme cognitie 1. emotie wordt gevoeld tijdens de herinnering 2. verstoring: 0 = geen spanning, 10 = maximale spanning 3. therapeut vraagt: waar in je lichaam voel je emotie het meest
35
7. desensitisatie fase
- "hou het beeld in gedachten, zeg de gedachten tegen jezelf" - "weest bewust van spanning in lichaam" - oogbewegingen +/- 30 sec - opletten houding en gezichtsuitdrukking
36
8. terug naar doelbeeld
- "haal nu het beeld op hoe het nu in je gedachten is opgeslagen, hoe verontrustend is het om ernaar te kijken, op een schaal van 0 tot 10?" - welk aspect veroorzaakt die spanning
37
9. installatie positieve cognitie
- ge terug naar beeld waar we mee begonnen en zeg positieve cognitie - op een schaal van 1 tot 7 hoe geloofwaardig is die uitspraak voor jou
38
10. bodyscan
scan mentaal lichaam als je beeld opnieuw naar boven brengt, kijk waar het spanning veroorzaakt
39
11. flash-forward
densensitisatie van toekomstige beelden waarin cliënt functioneel gedrag vertoont
40
12. toekomstig model
desensitisatie van toekomstige beelden waarin client functioneel gedrag vertoond
41
positieve afsluiting
therapeut vraagt " wat is het meest positieve of meest waardevolle dat je hebt ervaren of geleerd over jezelf in het afgelopen uur met betrekken tot deze gebeurtenis?" - zorgt voor geheugeninflatie
42
EMDR training
1. basiscursus 2. gevorderde cursus
43
basiscursus
type I soms type II PTSS, andere gebeurtenis gerelateerde symptomen - begeleiding
44
gevorderde cursus