2.6 Diep veneuze trombose Flashcards

1
Q

Wat is een trombosebeen?

A

Pathologische vorming van een bloedstolsel in een bloedvat (vene) waardoor het bloedvat gedeeltelijk of geheel wordt afgesloten (en symptomen oplevert)

Sterfte van ongeveer 5% in de eerste maand na trombose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer is iets een Diep Veneuze Trombose (DVT)?

A

Als het een proximale trombose is, dus vanaf de v. poplitea omhoog (tot de v. iliaca)

Onder het niveau van de v. poplitea is er sprake van een distale trombose of onderbeen trombose

Kan in de benen en armen voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom gaat een DVT en Longembolie vaak samen?

A

Bij DVT wordt er een bloedstolsel gevormd in de venen. Dit stolsel kan losschieten (embolie) en in de longarteriën terechtkomen (arterieel probleem met veneuze oorzaak). Er ontstaat dan een longembolie (asymptomatisch)

Dit gebeurd bij 50% van de mensen met een DVT en 80% van de mensen met een Longembolie hebben DVT (asymptomatisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bij welke kinderen en op welke leeftijd komt DVT vaak voor?

A
  • Bij neonaten
  • Vrouwen rond de 15-16 jaar

DVT komt vooral voor bij 75+
In Nederland komt het 1-3 per 1000 per jaar voor (2/3 DVT en 1/3 LE)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de belangrijkste risicofactoren van DVT/trombosebeen?

A
  • Kanker
  • Immobilisatie (gips)
  • Oestrogeen (hormonen)
  • Trauma/operatie
  • Zwangerschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de Trias van Virchow?

A

Mensen met het volgende hebben meer kans op het ontwikkelen van een DVT (zo ontstaat een DVT):

  • Vaatwandschade: Trauma, operatie, infuus
  • Stase (stilstaan van bloed): Bloed stroomt niet goed bijvoorbeeld door:
    - Zwangerschap
    - Veneuze obstructie
    - Immobilisatie
    - Tumor
    - Obesitas
    - Vliegreis
  • Hypercoagulabiliteit (verhoogde stollingsneiging): Bloed meer stolbaar bijvoorbeeld door:
    - Kanker
    - De pil (oestrogeen gebruik)
    - Zwangerschap
    - Thrombofilie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar zit de fout bij DVT en hoe kan het worden behandeld?

A

Er is een fout bij de secundaire homeostase waardoor er teveel fibrinedraden worden gevormd en er stolsel ontstaat

Trombine zorgt voor omzetting fibrine in fibrinogeen

Een oplossing is antistolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de symptomen van DVT?

A
  • Pijn
  • Zwelling
  • Roodheid
  • Warm
  • Glanzend
  • Koorts (subfebriele temperatuur)
  • Pitty
  • Oedeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe wordt DVT gediagnosticeerd?

A
  • Compressie Ultrasonografie (CUS) (Aantonen of uitsluiten trombose)
  • Inschatting klinische waarschijnlijkheid op trombose met klinische kans schatting
  • D-dimeer bepaling (Tekenen van fibrine?)

Als de klinische kans schatting hoog is wordt er gelijk een CUS gemaakt

Artsen kunnen maar 25% vaak op het oog diagnosticeren door een te grote DD die past bij deze symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe werkt een CUS?

A

Het is een compressie ultramonografie: 96% sensitiviteit en 98% specificiteit

Met een echokop worden de vene dichtgedrukt. Een normale vene is dicht te duwen, een vene met een stolsel niet

Enige nadeel is dat het lang duurt en er een radioloog nodig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurd er bij de klinische kansschatting?

A

Heeft iemand wel of geen trombose?
- Hoge klinische waarschijnlijkheid 2 of > 2 -> Echo maken
- Lage klinische kans schatting <2 -> D-dimeer bepaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een D-dimeer?

A

Een product van de fibrinolyse: Een fibrine afbraak product. Het is verhoogd bij fibrine vorming (stollingsactivatie, bijvoorbeeld trombose)

Verhoogde D-dimeer -> Verhoogde fibrine -> Trombose (kan ook zijn door oudere leeftijd, zwangerschap, infecties of kanker)

Vooral gebruiken om het uit te sluiten
Lage D-dimeer met lage klinische verdenking -> Kans op DVT 1%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe lang duurt een behandeling van DVT met antistolling?

A

Ligt aan het doel (met de fase) van de behandeling en de kans op een recidief

Bij het voorkomen van aangroei van het stolsel -> 3 maanden

Voorkomen van een recidief trombose duurt langer dan 3 maanden. Dit gebeurt meestal ook bij mensen met langdurige risicofactoren (bijvoorbeeld kanker)

Aangroei van het stolsel voorkomen gebeurt de eerste 3 maanden. Aangroei recidief trombose voorkomen duurt > 3 maanden

Bij een tijdelijk risico wordt een VTE voor 3 maanden behandeld. Bij mensen zonder tijdelijk risico zoals kanker of idiopathisch is het een onbeperkte duur (want kans op recidief is bij hun heel hoog) tenzij er een bloedingsrisico is. Jaarlijks evaluatie gehouden

Bij een recidief trombose is de behandeling van onbeperkte duur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de late complicaties van DVT?

A
  • Recidief trombose
  • Post-trombotisch syndroom (PTS)
  • Veneus ulcus (open been)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de symptomen van PTS en hoe komt dit?

A
  • (Genezen) ulcus
  • Vermoeidheid
  • Kramp
  • Dik en zwaar been
  • Pigmentatie op de huid
  • Hardere benen

De klachten komen doordat de bloeddruk in het veneuze systeem is verhoogd en de kleppen stuk zijn (bloed stroomt nu naar beneden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer is er sprake van PTS?

A

Bij een villalta score (bepaald door symptomen en LO) >5 of een veneus ulcus

5-9 mild PTS
10-14 matig PTS
>15 ernstig PTS

17
Q

Hoe wordt PTS behandeld?

A

Voorkomen trombose (preventies)

Steunkous (nemen druk op van het veneuze systeem zodat de druk op de aders minder is):
- Na afname oedeem
- Klasse III (Enkeldruk 35-45 mmHg)
- Langere tijd dragen van steunkousen (soms levenslang geadviseerd)
- 50% minder kans op recidief trombose

18
Q

Wat is VTE?

A

Het is een Veneus Trombo-embolisch event

Het stolsel in de venen kan dan losschieten (embolie) en via het RV in de longarteriën komen waar het zorgt voor een longembolie

19
Q

Hoe vaak komt een Veneuze Trombose voor in Nederland per jaar?

A
  • 1-3/1000 waarvan 2/3 een DVT heeft en 1/3 een longembolie
  • Bij mensen boven de 80 jaar komt het 1/100 voor
20
Q

Wat is de sterftepercentage in de eerste maand na een trombose?

A

5%

21
Q

Wat is trombofilie?

A

Trombofilie is het houden van stolsel en wordt meestal veroorzaakt door erfelijke factoren

Er is dan meestal een tekort aan:
- Anti-trombine deficiëntie (komt niet veel voor): Vooral zwangere vrouwen hebben dan vergroot kans op DVT
- Proteïne S deficiëntie
- Proteïne C deficiëntie
- Factor V Leiden mutatie (er wordt meer fibrine gemaakt, heterozygote mutatie)
- Protrombine-gen variant

22
Q

Welke 3 trombofiliefactoren geven de grootste kans op veneuze trombose en welke 2 anderen komen het meest voor?

A

Meeste kans:
- Anti-thrombine deficiëntie
- Proteïne C deficiëntie
- Proteïne S deficiëntie

Meest voorkomend:
- Factor V Leiden mutatie
- Protrombine-gen variant

23
Q

Hoeveel procent van de DVT zit in de arm vene?

A

1-3%

24
Q

Wat is PTS?

A

Het zijn objectieve en subjectieve klachten na een trombose

Het is veneuze hypertensie door persisterende veneuze obstructie en klepschade en heeft een hoge morbiditeit (kwaliteit leven -> Pigmenteuze veranderingen, moeite met lopen en dagelijkse activiteiten)

Veneuze hypertensie kan ondersteund worden met steunkousen en voor de klepschade kan er ook alleen ondersteunende behandeling worden gegeven

Wordt vaak verkregen 2 jaar na de DVT

25
Q

Wat is de kans op een recidief bij DVT?

A

20% in de eerste 5 jaar