VO 8.3 Oogbewegingen Flashcards

(9 cards)

1
Q

Wat is de functie van de oogbewegingen?

A

Functie van oogbewegingen:
- blikstabilisatie
- Richten fovea op doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke soorten oogbewegingen zijn er?

A
  • Sprongen (saccades) en gladde volgbewegingen. En fixeren.
  • Vrijwillige (gestuurd door de cortex) vs onvrijwillige (gestuurd door de hersenstam) oogbewegingen
  • Compensatoire oogbewegingen
    o VOR
    o Optokinetische reflex: hoofd staat stil en visuele wereld gaat draaien (optokinetische nystagmus)
    o Nystagmus: gladde volgbeweging + saccade
    Je ziet iets in je blikveld, dit vang je op, dan duurt het 150ms voordat je ogen gaan bewegen naar het object (dit gebeurt met een saccade). Ook bij het volgen duurt het even voordat het brein dit kan doen, hij moet eerst de snelheid inschatten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het oog maakt ook continu microsaccades. Waarom hebben we dat?

A

Anders raken de fotoreceptoren uitgeput, en dan ben je dus functioneel blind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt de aansturing van de ogen?

A
  • M. rectus lateralis wordt aangestuurd door de nucleus abducens: de actiepotentiaal wordt aangemaakt in de PPRF (hier zitten burst neuronen, deze vuurt continu hoogfrequente actiepotentialen). Bij het burst neuron zit er ook een rem dit is het omnipause neuron. Op het moment dat de burst neuron niet meer wordt geremd ontstaat er een saccade.
  • Omnipause neuron krijgt input van bovenaf.
  • Vanuit de PPRF komt er actiepotentialen vrij die via de FLM naar de nucleus oculomotorius gaan.
  • Als we geen burst meer krijgen, dan draaien de ogen door passieve structuren weer terug naar oorspronkelijke staat. Dit willen we niet als we naar links willen blijven kijken. Om dit te bereiken krijgen de oogspieren actiepotentialen van de pph (deze vuurt laagfrequent). In de nieuwe stand gaat de tonische activiteit iets omhoog vergeleken met de lage frequentie in normale stand.
  • De PPRF en PPH bevinden zich op hersenstamniveau.
  • De superior colliculus heeft een continue verbinding met het omnipause neuron.
  • Voor het smooth persuit zijn de MT en MST kernen van belang want deze zien beweging. Je moet dus beweging zien voordat er smooth persuit kan ontstaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer bewegen beide ogen over verschillende hoeken?

A

Als je scheel kijkt (convergeren) of divergeren. Dan blijft het potentiaal verschil constant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werkt een EOG?

A

De methode die bij EOG wordt gebruikt voor het verkrijgen van een signaal dat is gerelateerd aan de oogstand, is gebaseerd op elektrische verschijnselen in de retina. Deze hebben tot gevolg dat de achterzijde van het oog negatief geladen is ten opzichte van de voorzijde. Door een elektrode ter hoogte van je ogen aan de beide zijkanten van je hoofd te plakken zullen de linker en rechter elektrode een verschillende potentiaal registreren als de ogen naar links of naar rechts kijken (zie afbeelding 2). Behalve de elektrische potentialen van de retina spelen zich in het algemeen nog andere elektrische processen in het hoofd af (o.a. actiepotentialen), die ook door de elektroden gemeten worden. Aangezien actiepotentialen veel sneller variëren dan je ogen bewegen, kunnen deze verstoringen onderdrukt worden door het signaal te filteren. Ook langzaam variërende elektrische verschijnselen (ionenstromen) kunnen weg worden gefilterd. Bewegingen van de elektroden die ongeveer even snel gaan als oogbewegingen (zoals door kauwen) verstoren het signaal sterk, en worden niet weg gefilterd. Het EOG is dus geen zeer nauwkeurige registratie, maar gevoelig genoeg om een globale indruk te krijgen van de oogbewegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het voordeel van de head impulse test ten opzicht van sinusoïdale stimulatie (bv “nee-schudden”)?

A

Bij de HIT test je alleen de VOR en bij sinusoïdale stimulatie test je zowel OKR en VOR.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er tijdens het lezen?

A

Het lijkt op een smooth persuit maar er is sprake van kleine saccades en fixatie. We gebruiken saccades om even de visuele wereld te onderbreken zodat je de informatie kunt verwerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er bij VOR en wat gebeurt er bij OKR?

A
  • OKR: omgeving beweegt ogen volgen: smooth persuit
  • VOR: hoofd beweegt omgeving niet: saccades
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly