VO 9.2 Vergeetachtigheid Flashcards

(27 cards)

1
Q

Wat zie je bij normale veroudering?

A

Veroudering is een tijdsafhankelijk biologisch proces, gekenmerkt door:
- 10-15% gewichtsafname van de hersenen
- Achteruitgang van de hersenfuncties (cognitieve functies): vanaf je 30ste worden de al cognitieve functies minder, bij de 60-70 jaar gaat het sneller achteruit.
o Woordenkennis en kennis over de wereld blijft stabiel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Is beeldvorming van het brein een goede voorspeller voor cognitie?

A

Beeldvorming van het brein komt niet altijd overeen met hoe iemand zich gedraagt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is dementie?

A

Een klinische diagnose gekenmerkt door:
- Cognitieve stoornissen
- Interferentie met (i)ADL
- Progressief beeld
Dementie wordt veroorzaakt door >50 hersenaandoeningen/ziekten (Alzheimer, vasculaire dementie, ziekte van Parkinson, FTD, LBD).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is volgens de DSM-5 een beperkte neurocognitieve stoornis?

A
  • Lichte cognitieve achteruitgang t.o.v. eerder niveau van functioneren in 1 of meer domeinen, gebaseerd op
    o Zorgen van een informant of clinicus en een lichte beperking in de cognitieve prestaties: vaststellen met NPO
  • Interfereren niet met onafhankelijk functioneren bij alledaagse activiteiten
  • Doen zich niet alleen voor in context van een delier
  • Kunnen niet beter worden verklaard door andere psychische stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is volgens de DSM-5 een uitgebreide neurocognitieve stoornis?

A
  • Significatie cognitieve achteruitgang t.o.v. eerder functioneren in 1 of meer domeinen.
  • Interfereren met onafhankelijk functioneren
  • Andere aandoeningen moeten worden uitgesloten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het neuropsychologisch onderzoek?

A
  • Onderdeel van multidisciplinaire diagnostiek bij dementie.
  • Objectiveren van cognitieve stoornissen middels testonderzoek.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarvoor doe je het neuropsychologisch onderzoek?

A
  1. Vaststellen van syndroomdiagnose dementie (d.w.z. zijn er 2 of meer cognitieve stoornissen?)
  2. Cognitief profiel passend bij subtype dementie, zoals alzheimerdementie, Lewy Body dementie, frontotemproale dementie en vasculaire dementie (profiel van gespaarde en aangedane functies)
  3. Monitoren progressie
  4. Ingang voor advies en bejegening.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de kenmerken van de ziekte van Alzheimer?

A
  • Initiële symptomen: Geheugenverlies
  • Cognitief profiel: Episodisch geheugen
  • Neuropsychiatrische symptomen: apathie, agitatie, depressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de kenmerken van vasculaire dementie?

A
  • Initiële symptomen: Vaak, maar niet altijd plotseling; apathie, vallen.
  • Cognitief profiel: vertraging, executieve functies, relatief gespaard geheugen
  • Neuropsychiatrische symptomen: apathie, wanen, angst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de kenmerken van Lewy Body Dementie?

A
  • Initiële symptomen: visuele hallucinaties, REM-slaapstoornissen, parkinsonisme
  • Cognitief profiel: visuoconstructie, frontaal/executief, relatief gespaard, geheugen
  • Neuropsychiatrische symptomen: visuele hallucinaties, depressie, slaapstoornissen, wanen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de kenmerken van Frontotemporale dementie?

A
  • Initiële symptomen: gedragsveranderingen, verminderd inzicht, taal/spraak problemen
  • Cognitief profiel: executieve functies, sociale cognitie, taal
  • Neuropsychiatrische symptomen: ontremming, apathie, agitatie, euforie, verminderd empathie
  • Komt meestal op jongere leeftijd voor.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe ziet het NPO eruit?

A
  • Anamnese
  • Heteroanamnese
  • Gedragsobservaties
  • Psychometrisch testonderzoek
  • Uitslaggesprek
    Kijken naar de volgende cognitieve functies: oriëntatie, geheugen, executieve functies, taal, aandacht/concentratie, mentale verwerkingssnelheid, visuoconstructieve en – ruimtelijke vaardigheden, waarneming, sociale cognitie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar kijken we naar bij de (hetero)anamnese?

A
  • Uitvragen klachten en beloop
  • Beeld krijgen van (problemen) in cognitieve domeinen
  • Beeld krijgen van functioneren thuis
    Bij een vermoeden op dementie kunnen de anamnese en hetero-anamnese duidelijk verschillen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke dingen observeer je tijdens het NPO?

A
  • Hoe presenteert patiënt zich?
    o Contact, klachtenpresentatie, inzicht en besef, uiterlijke verzorging, gedrag, stemming, affect
  • Taal
    o Begrip, vloeiendheid, woordvinding, clichématige uitdrukkingen, inhoud, parafasieën
  • Inschatting aandacht/concentratie/geheugen
    o Afleidbaarheid, fluctuaties, concentratie testonderzoek, testinstructies vasthouden.
  • Motoriek
  • Tempo (denken, handelen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe doen we de cognitieve screening?

A
  • MMSE is de meest gebruikte test
  • Bruikbaar om snel (5-10 min) een indruk te krijgen van een aantal cognitieve functies, o.a. oriëntatie, geheugen, visuoconstructie, taal
  • Niet mogelijk om alleen o.b.v. een MMSE (of andere cognitieve screener) een diagnose dementie te stellen
    Niet bruikbaar voor het detecteren van alle vormen van dementie
  • Bijv. met atypische presentatie zoals FTD
  • Heel talig, kan bij taalpresentaties daarom erg gedrukt zijn.
  • Ook minder geschikt voor mensen met een lager opleidingsniveau of uit andere landen.
    » MoCa is beter screeningsinstrument dan MMSE
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe interpreteren we testonderzoek voor dementie?

A

Scoring wordt gedaan op basis van normgegevens gebaseerd op: opleiding, geslacht, leeftijd. Je kijkt of iemand bij de laagste 2,5% van de bevolking hoort: en of dit op meerdere domeinen speelt.

17
Q

Welke vormen van geheugen zijn er?

A
  • Declaratief geheugen
    o Episodische geheugen (specifieke tijds- en plaatscontext)
     Inprenting (consolideren)
     Vasthouden
     Opdiepen
    o Semantisch geheugen (niet tijd- en contextgebonden)
     Woordenschat (wat is een brug?)
     (actuele) feitenkennis (wie is onze koning?)
  • Procedureel geheugen
    o Handelingen, vaardigheden (fietsen, lezen)
18
Q

Wat is de 15 woorden test?

A

15 woorden test. Probeer zoveel mogelijk woorden te reproduceren de volgorde maakt niet uit. De lijst met woorden wordt 5x voorgelezen: totaal score is het totaal aantal onthouden woorden. Na 15 minuten is er recall en herkenning.

19
Q

Wat is de visuele associatie test (VAT)?

A

Aap, aap met paraplu, dan weer de aap. Dan vraag je wat de aap net vast had. Mensen met Alzheimer gaan het dan opvullen, bijv. aap met banaan.

20
Q

Wat zijn de executieve functies?

A

Hogere controlefuncties van de hersenen. Zitten meer aan de voorkant van de hersenen. Zijn van belang bij o.a.:
- Planning en organisatie
- Beslissingen nemen
- Fouten monitoring
- Remmen van gedrag (inhibitie)
- Doen van meerdere dingen tegelijkertijd (multitasken)
- Schakelen binnen en tussen handelingen
- Overzicht bewaren (auto, koken)

21
Q

Hoe testen we executieve functies?

A
  • Cijfers en letters met elkaar verbinden: veel uitgebreider dan in de MOCA (is goed voorspellend of iemand nog kan autorijden)
  • De stroop kleur-woord test: kleur noemen en niet het woord (Responsinhibitie).
  • Brixton spatial anticipation test: elke keer is er een bal gekleurd op de pagina: mensen moeten een patroon herkennen.
22
Q

Wat beoordeel je van taal?

A
  • Benoemen
  • Woordvinding
  • Parafasieën
  • Woordvloeiendheid
  • Syntaxis (grammatica)
  • Semantiek (taalbegrip)
  • Naspreken
  • Lezen/schrijven
  • Spraakapraxie/dysartrie
23
Q

Hoe test je aandacht/concentratie?

A

Mensen moet alle d’tjes met 2 streepjes wegstrepen, de andere dingen moeten blijven staan.

24
Q

Hoe test je mentale verwerkingssnelheid?

A

Juiste symbool zetten bij het juiste cijfer.

25
Hoe test je visuoconstructieve vaardigheden?
- Natekenen (twee vijfhoeken) - Construeren > klok - Ruimtelijk inzicht
26
Hoe test je waarneming?
- Welke lijn past bij welk cijfer: wat is de matchende hoek. Judgement of Line orientation - Visual object and space perceptation.
27
Hoe test je sociale cognitie?
- Emotion regonition test (kijken of patiënten de emotie kunnen herkennen) - Theory of mind (foto en kijken wat iemand denkt in het plaatje)