HC. 2 + 3 - Somatosensibiliteit Flashcards

(77 cards)

1
Q

Q

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de onderdelen van het centrale zenuwstelsel (CNS)?

A

Hersenen en ruggenmerg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de onderdelen van het perifere zenuwstelsel (PNS)?

A

Zenuwen en ganglia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveel paar spinale zenuwen zijn er?

A

31 paar spinale zenuwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveel paar hersenzenuwen zijn er?

A

12 paar hersenzenuwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekent somatosensibel?

A

Gevoel huid en bewegingsapparaat, zoals tast, proprioceptie, temperatuur, pijn en jeuk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is proprioceptie

A

receptoren in bewegingsapparaat:
- Het vermogen om de positie en beweging van het lichaam en de ledematen waar te nemen
- Wordt verzorgd door receptoren in spieren, pezen en gewrichten (bijv. spierspoeltjes, Golgi-peeslichaampjes)
- Essentieel voor balans en coördinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is sensorisch?

A

De zintuigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is sensibel

A

Het gevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekent viscerosensibel?

A

Gevoel van de organen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn exteroceptie, proprioceptie en enteroceptie?

A

Receptoren in huid, bewegingsapparaat (somato) en organen (viscero).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil tussen sensor en waarnemer?

A

Sensor (zintuig/zenuw) zorgt voor receptie, waarnemer (cortex) voor perceptie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is vitaal en wat is gnostisch in somatosensibiliteit?

A

Vitaal: pijn, temperatuur, grove tast, jeuk.

Gnostisch: fijne tast, proprioceptie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe wordt mechanische rek omgezet in elektrische energie?

A

Via mechanische rekking van membraan die ionkanalen opent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat doen Piezo 1 en 2 eiwitten?

A

Zorgen voor mechanotransductie door openen van ionkanalen voor Na+ en Ca2+.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar zijn Piezo 1 en 2 aanwezig?

A

Piezo 1: vooral in bloedvaten en andere niet-neuronale weefsels → detectie van rek en druk

Piezo 2: vooral in somatosensorische neuronen (huid, gewrichten) → detectie van lichte aanraking en proprioceptie

Dorsale ganglia en in trigeminus ganglion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke test meet de grootte van receptieve velden?

A

2-punts discriminatie test.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Q: Wat is de 2-punts discriminatie test?

A

A: Een test om te meten hoe ver twee aanrakingen uit elkaar moeten zijn om ze apart te voelen.

vingertip kortere afstand dan rug ofz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat betekent gevoeligheid van een vezel?

A

Meer actiepotentialen bij stimulatie in het centrum van receptief veld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Q: Wat is de relatie tussen tastzin en verschillende lichaamsdelen?

A

A: Tastzin verschilt per lichaamsdeel en hangt af van de grootte van receptieve velden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Q: Zijn resolutie en gevoeligheid hetzelfde bij tastzin?

A

A: Nee, het zijn verschillende eigenschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn von Frey haren?

A

Test voor gevoeligheid van de huid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het verschil tussen C-vezels, Aδ vezels en Aβ vezels?

A

C: pijn/temperatuur, ongemyeliniseerd;
Aδ: pijn/temperatuur, dun gemyeliniseerd;
Aβ: tast, dik gemyeliniseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Q: Wat is de diameter en geleidingssnelheid van C-vezels?

A

A: Diameter 0,2–1,5 μm en snelheid 0,5–2 m/s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q: Wat is de diameter en geleidingssnelheid van Aδ-vezels?
A: Diameter 1–5 μm en snelheid 5–30 m/s.
26
Q: Wat is de diameter en geleidingssnelheid van Aβ-vezels?
A: Diameter 6–12 μm en snelheid 35–75 m/s.
27
Q: Wat is de diameter en geleidingssnelheid van Ia/Ib-vezels (proprioceptie)?
A: Diameter 12–20 μm en snelheid 80–120 m/s.
28
Q: Wat is de diameter en geleidingssnelheid van II-vezels (proprioceptie)?
A: Diameter 5–12 μm en snelheid 30–70 m/s.
29
Q: Wat is de volgorde van vezels van traagst naar snelst?
A: C → Aδ → Aβ → II → Ia/Ib.
30
weet dit gwn
ongemyeliniseerde vezels (c-vezels) zijn wel omgeven door een schwann cel. Maar gwn geen myeline
31
Wat is de volgorde van zenuwgeleiding?
Ventrale radix (motorisch), dorsale radix (sensibel), ventrale ramus (gemengd), dorsale ramus (gemengd).
32
Wat verzorgt de ventrale ramus?
- Ventrale zijde thorax/abdomen - extremiteiten - plexusvorming: Cervicaal, Brachiaal, lumbosarcaal
33
Wat verzorgt de dorsale ramus?
- Nek en rugzijde - relatief klein - geen plexusvorming.
34
Waarvoor zorgen plexussen bij de ledematen?
Sensibiliteit via perifere zenuw -> plexus -> ventrale ramus -> dorsale wortel.
35
Wat is bij de thoracale dermatomen de perifere zenuw?
dorsale wortel dit geldt ook voor rugdermatomen
36
Wat ontstaat door ascensus medullae?
Cauda equina.
37
Q: Wat is ascensus medullae?
A: Het opstijgen van het ruggenmerg tijdens de groei waardoor het lager gelegen deel van het wervelkanaal later geen ruggenmerg meer bevat.
38
Wat zijn klinische toepassingen op niveau spinale zenuwen?
Epidurale/spinale anesthesie en lumbaalpunctie.
39
Welke gebieden kent de grijze stof van ruggenmerg?
- Dorsale hoorn - intermediaire zone - ventrale hoorn.
40
Welke gebieden kent de witte stof?
- Dorsale funiculus - laterale funiculus - ventrale funiculus.
41
welke delen meer grijze stof?
cerviaal, lumbaal en sacraal
42
Wat zijn de twee gescheiden baansystemen voor somatosensibele informatie?
1. Anterolateraal: - pijn - temperatuur - grove tast - jeuk 2. Dorsale kolom systeem: - fijne tast - proprioceptie
43
Waar synapteert vitale informatie?
Eerste synaps bij binnenkomst ruggenmerg, daarna contralateraal
44
Waar synapteert gnostische informatie?
In medulla oblongata, daarna via mediale lemniscus contralateraal omhoog.
45
Q: Wat is een fasciculus?
A: Een bundel zenuwvezels binnen het centrale zenuwstelsel.
46
Q: Wat is de fasciculus anterolateralis?
A: Een zenuwbaan die pijn en temperatuur van het lichaam naar de hersenen geleidt.
47
Waar eindigt mediale lemniscus?
In ventral posterolateral (VPL) nucleus van thalamus.
48
Q: Wat is de mediale lemniscus?
A: Een opstijgende baan in de hersenstam die fijne tast, vibratie en proprioceptie naar de thalamus geleidt.
49
waar is tweede synaps?
In thalamus
50
Hoe wordt somatotopie behouden?
Mediale lemniscus en thalamusverbindingen blijven topografisch georganiseerd.
51
Hoe bereikt vitale en gnostische info van hoofd de thalamus?
Op vergelijkbare manier als lichaam, via nV kernen.
52
waar komen de vitale en gnostische info weer samen?
In de thalamus. Hierna kruist het niet meer. Dus: van linker arm -> rechter thalamus -> rechter schors
53
Wat verbindt de VPL thalamuskern met de somatosensibele cortex?
Gyrus postcentralis.
54
waar zit pijn sensatie in? dus wrm gaat bij pijn dus van thalamus naar sensorische schors en naar die ene plek?
In de insula
55
Wat is de functie van de somatosensibele cortex?
Somatotopisch georganiseerde verwerking van sensorische info.
56
Welke homunculi zijn er in de somatosensibele cortex?
Area 3b en 1 (info uit huid), Area 3a en 2 (proprioceptie info).
57
volgorde homunculi primaire somatosensorisce schors? en hoeveel lagen hebben die
3a,3b,1,2 Allemaal 6 lagen
58
In welke laag komt de thalamus input binnen?
Vooral in laag 4 en wordt verwerkt in kolommen en wordt daarna verstuurd naar aanliggende parietale schorsdelen (motor / premotor) of naar amygdala en hippocampus
59
Wat gebeurt er binnen de somatosensibele schors?
Modaliteiten worden gescheiden verwerkt.
60
Wat gebeurt er na verwerking in de gyrus postcentralis?
Combinatie van informatie naar aanliggende parietale schorsdelen.
61
Wat is het circuit voor contrastversterking?
Versterken van verschil tussen prikkels voor betere waarneming. dus ininnerveren of juist activeren nabijen cellen (feedforward en feedback)
62
Wat bewijst vergroting van schorsgebied voor vingertoppen?
'Use it or lose it' principe, cortex is plastisch.
63
verbindingen zijn plastisch
Ze zijn onderhevig aan gebruik
64
Wat is het verschil in kruising tussen de banen van vitale en gnostische somatosensibiliteit?
Vitale (anterolaterale) banen kruisen direct bij binnenkomst ruggenmerg. Gnostische banen (dorsale kolom) kruisen pas in de medulla.
65
Waarom leidt schade aan de dorsale kolom in het ruggenmerg ipsilateraal tot uitval?
Omdat gnostische vezels pas in de medulla kruisen. Laesie vóór de kruising veroorzaakt ipsilaterale uitval.
66
Welke vezelsoort zorgt voor fijne tast en waarom is die vezel snel?
Aβ vezels — ze zijn dik en sterk gemyeliniseerd → hoge geleidingssnelheid.
67
Waarom heeft de mediale lemniscus in de thalamus nog steeds een somatotopie?
Omdat zenuwbanen georganiseerd blijven tot in de cortex om precieze lokalisatie van prikkels te waarborgen.
68
Welke gebieden in de somatosensibele schors verwerken proprioceptieve informatie?
Area 3a en 2.
69
Hoe komt het dat herhaald gebruik (bv. vingertoppen) leidt tot vergroting van het corresponderende hersengebied?
Door plasticiteit → 'use it or lose it' principe.
70
Wanneer zie je een cauda equina syndroom ontstaan volgens de embryologische ontwikkeling?
Door ascensus van het ruggenmerg waardoor cauda equina ontstaat → kwetsbaar bij lumbale laesies.
71
Waar is de eerste synaps voor vitale somatosensibele informatie?
In de dorsale hoorn van het ruggenmerg.
72
Welke vezels spelen een rol bij mechanische pijn en waar bevinden zich deze vezels?
Piezo 1 en 2 eiwitten in dorsale ganglia en trigeminus ganglion.
73
Waarom veroorzaken kleine receptieve velden een hogere tastresolutie?
Kleinere velden → minder overlap → preciezere lokalisatie van stimuli.
74
Waarom is een dorsale ramus laesie anders dan een ventrale ramus laesie?
Dorsale ramus verzorgt alleen nek en rug, ventrale ramus verzorgt thorax, abdomen en extremiteiten en vormt plexus.
75
Welke vezels (en snelheid) dragen proprioceptieve info naar het CZS?
Ia/Ib vezels, 80-120 m/s.
76
Waarom kan een laesie in de gyrus postcentralis leiden tot sensibele stoornissen?
Het is het eindstation voor somatosensibele info → verwerking en perceptie vinden daar plaats.
77
Hoe komt het dat visuele controle niet nodig is bij fijn tastzin?
Door nauwkeurige somatosensibele verwerking van kleine receptieve velden.