ZO.1 - De duizelige patiënt Flashcards

(34 cards)

1
Q

Q

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de meest waarschijnlijke diagnose bij acuut begin van draaiduizeligheid zonder gehoorverlies en voorafgaande griep?

A

Neuritis vestibularis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waardoor ontstaat de nystagmus bij neuritis vestibularis?

A

Verschil in afferente input linker en rechter labyrint.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de wet van Alexander?

A

Nystagmus is het sterkst bij kijken in de richting van de snelle fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe onderdruk je vestibulaire nystagmus?

A

Door visuele fixatie (niet mogelijk onder Frenzel bril).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het herstelmechanisme bij neuritis vestibularis?

A

Centrale vestibulaire compensatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de oorzaak van de ziekte van Menière?

A

Endolymfatische hydrops.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe stel je de diagnose Menière?

A

Aanvallen van duizeligheid, gehoorverlies en tinnitus + audiometrie (perceptief gehoorverlies).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het beleid bij Menière?

A

Uitleg, leefstijl, medicatie bij aanvallen, evt. ablatieve therapie zoals gentamicine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wordt in dit stadium gentamicine geadviseerd?

A

Nee, pas bij invaliderende aanvallen en na afweging risico’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de diagnose bij duizeligheid bij omdraaien in bed met Dix-Hallpike positieve upbeat torsionele nystagmus?

A

BPPD.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de pathofysiologie van BPPD?

A

Vrij bewegende otoconia in posterior halfcirkelvormige kanaal (canalolithiasis).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn behandelopties voor BPPD?

A

Brandt-Daroff oefeningen en Epley manoeuvre.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het natuurlijke beloop van BPPD?

A

Self-limiting, vaak spontaan herstel binnen weken/maanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de diagnose bij purulent loopoor, duizeligheid en gehoorverlies?

A

Labyrinthitis door otitis media.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de complicatie van labyrinthitis bij otitis media?

A

Labyrinthitis ossificans (botvorming in labyrint).

17
Q

Wat is de behandeling in acute fase?

A

Oordruppels, antibiotica, eventueel opname en CT-scan.

18
Q

Wat is de revalidatiebehandeling na labyrinthitis?

A

Vestibulaire habituatie training.

19
Q

Wat is de diagnose bij duizeligheid zonder gehoorverlies en visuele gevoeligheid na stoppen antidepressiva?

A

Migraine-geassocieerde duizeligheid.

20
Q

Hoe manifesteert migraine-geassocieerde duizeligheid zich?

A

Voor, tijdens of na hoofdpijn, of zelfs in plaats van hoofdpijn.

21
Q

Is aanvullend onderzoek zinvol bij vermoeden migraine?

A

Nee, diagnose is klinisch (per exclusionem).

22
Q

Wat is de behandeling bij migraine-geassocieerde duizeligheid?

A

Uitleg, leefstijladvies en eventueel medicamenteuze profylaxe zoals amitriptyline.

24
Q

Wat zijn diagnostische overwegingen bij continue duizeligheid zonder draaierigheid?

A

Niet-vestibulaire oorzaken zoals orthostatische hypotensie, hyperventilatie, angststoornis, hypoglykemie of anemie.

25
Wat is een typische klacht van orthostatische hypotensie?
Duizeligheid en licht gevoel in hoofd bij opstaan en lang stilstaan.
26
Wat is een typisch kenmerk bij lichamelijk onderzoek bij orthostatische hypotensie?
Bloeddrukdaling bij staan en toename polsfrequentie.
27
Wat moet je onderzoeken bij verdenking orthostatische hypotensie?
Bloeddruk en pols liggend en staand na minimaal 2 minuten.
28
Wat onderscheidt vestibulaire van niet-vestibulaire duizeligheid?
Vestibulair: draaisensaties, aanvallen, beïnvloed door hoofdbeweging. Niet-vestibulair: licht gevoel in hoofd, drijven, malaise, meer continu.
29
Noem enkele oorzaken van orthostatische hypotensie.
Hypovolemie (medicatie), verminderde baroreflex (neurodegeneratief), autonome insufficiëntie, vaatziekten.
30
Waarom geeft vestibulaire disfunctie ook malaise en misselijkheid?
Vestibulaire banen beïnvloeden autonoom zenuwstelsel (sympathisch), wat misselijkheid en bloeddrukveranderingen kan geven.
31
Waarom lijken orthostatische hypotensie en vestibulaire disfunctie soms op elkaar?
Beide beïnvloeden autonoom zenuwstelsel en geven klachten als malaise, zwakte en neiging tot flauwvallen.
32
Wat is de behandeling van orthostatische hypotensie?
Steunkousen, zout- en vochtinname verhogen, fludrocortison, langzaam overeind komen.
33
Wanneer denk je aan een neurogene oorzaak bij orthostatische hypotensie?
Als polsfrequentie niet stijgt ondanks bloeddrukdaling.
34
Wat zijn leerpunten uit deze casus?
Verschil tussen vestibulaire en niet-vestibulaire duizeligheid herkennen, orthostatische hypotensie diagnosticeren via bloeddruk/pols test, en vestibulo-autonome interacties begrijpen.