ZO.1 - Patronen in sensibiliteitsstoornissen Flashcards
(14 cards)
Vraag
Antwoord
Welke bevindingen bij het neurologisch onderzoek pleiten voor een perifere lokalisatie en waarom?
Afwezige reflexen en sensibele klachten aan benen en handen, zonder centrale tekenen zoals sensibel niveau of pathologische voetzoolreflexen.
Waar zou je de loopstoornis kunnen lokaliseren en waarom?
Kan zowel centraal (cerebellair of achterstrengen) als perifeer (sensorische ataxie), maar past hier bij perifeer door sensibele uitval en afwezige reflexen.
Stel de afwijking is perifeer gelokaliseerd, wat is dan de meest waarschijnlijke lokalisatie?
De perifere zenuw; cauda en plexus vallen af wegens handklachten, spier en overgang vallen af wegens sensibele stoornissen.
Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
Chronische, distaal symmetrische, senso-motorische polyneuropathie.
Welk aanvullend onderzoek zou je uitvoeren om tot een bevestiging van deze diagnose te komen, met welke vraagstelling?
EMG met vraagstelling: axonale polyneuropathie?
Welk aanvullend bloedonderzoek zou je kunnen verrichten gericht op het bevestigen/uitsluiten van een etiologische diagnose?
Glucose, HbA1c, vit B1/B6/B12, foliumzuur, kreatinine, leverwaarden, BSE, bloedbeeld, M-proteïne.
Welke vragen wil je aanvullend stellen om tot een mogelijke diagnose te komen?
Vragen over pijnkarakter, lokalisatie, uitstraling, begin, beloop, motoriek, uitlokkende factoren, andere lichaamsdelen, VG en medicatie.
Waar kan je de klachten lokaliseren op basis van bovenstaande gegevens?
Perifere zenuw, meest waarschijnlijk n. medianus.
Welke 2 diagnoses staan op basis van bovenstaande gegevens in je differentiaal diagnose?
Carpaletunnelsyndroom (CTS), radiculopathie C7.
Waar let je tijdens het neurologisch onderzoek specifiek op, en waarom?
Sensibiliteit in vingers 2-4, atrofie, zwakte in duimbewegingen, reflexafwijkingen, passend bij CTS of radiculair beeld.
Hebben de bevindingen bij het neurologisch onderzoek je DD beïnvloed?
Ja, verdeling sensibele stoornissen wijst op beginnend CTS bij verder normaal neurologisch onderzoek.
Welk aanvullend onderzoek zou je kunnen doen om de diagnose die bovenin je differentiaal diagnose staat te bevestigen? Noem er 2.
EMG (geleidingsvertraging), echo van n. medianus (verdikking bij os pisiforme).
Noem 4 mogelijke opties voor behandeling.
Expectatief en houdingsadvies, polsspalk, corticosteroïdinjectie, operatie (ligament doorsnijden).