VO Spierzwakte Flashcards

(36 cards)

1
Q

Q

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een kenmerk van proximale symmetrische spieruitval?

A

Atrofie van de spieren is zichtbaar, met name bij spierziekten zoals spierdystrofieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn fasciculaties?

A

Spontane samentrekkingen van spiervezels die zichtbaar kunnen zijn, typisch voor aandoeningen zoals ALS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent spierzwakte in een dermatomyositis?

A

Symmetrische spierzwakte waarbij spierpijn en ontsteking een rol spelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is ptösis en waarbij past dit het beste?

A

Hangend ooglid, past bij myasthenia gravis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de betekenis van scapula alata?

A

Uitstekend schouderblad door spieratrofie, zichtbaar bij armheffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent Trendelenburg-gang?

A

Gang waarbij het bekken zakt aan de contralaterale zijde door zwakte heupabductoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is myotonie?

A

Vertraagde relaxatie van de spieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is radiculopathie?

A

Krachtverlies en sensibiliteitsstoornissen in het verzorgingsgebied van een zenuwwortel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn typische oorzaken van wortelproblemen?

A

Hernia nuclei pulposi, trauma, maligniteit en diabetes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een plexuslaesie?

A

Letsel van de plexus, vaak gepaard met motorische en sensibele stoornissen in meerdere zenuwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil tussen mononeuropathie en polyneuropathie?

A

Mononeuropathie betreft één zenuw, polyneuropathie meerdere zenuwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn veelvoorkomende oorzaken van polyneuropathie?

A

Diabetes mellitus en syndroom van Guillain-Barré.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is typerend voor Guillain-Barré?

A

Symmetrische zwakte, sensibele stoornissen en vaak demyelinisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is myasthenia gravis?

A

Auto-immuunziekte met krachtsverlies dat toeneemt bij inspanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat betekent ptosis bij myasthenia gravis?

A

Hangend ooglid dat verbetert bij rust en verergert bij vermoeidheid.

17
Q

Wat is het sleutelkenmerk van myasthenia gravis?

A

Krachtsverlies neemt toe bij inspanning.

18
Q

Wat is spastische parese?

A

Spierzwakte met hyperreflexie en verhoogde spierspanning.

19
Q

Wat zijn kenmerken van een centrale laesie?

A

Hyperreflexie, spastische parese, soms Babinski teken.

20
Q

Wat is typerend voor aandoeningen van de voorhoorn?

A

Atrofie, fasciculaties en spierzwakte, zoals bij ALS.

21
Q

Wat is ALS?

A

Amyotrofische laterale sclerose, waarbij zowel centrale als perifere kenmerken aanwezig zijn.

22
Q

Wat meet de MRC-schaal?

A

Spierkracht van 0 (geen contractie) tot 5 (normale kracht).

23
Q

Wat betekent graad 0 op de MRC-schaal?

A

Paralyse, geen contractie.

24
Q

Wat betekent graad 1-4 op de MRC-schaal?

A

Parese, variërende mate van spierzwakte.

25
Q
A
26
Hoe onderscheid je centrale van perifere spierzwakte?
Centrale zwakte: spastische parese en hyperreflexie. Perifere zwakte: atrofie en hyporeflexie.
27
Wat is een belangrijk onderscheid tussen ALS en myasthenia gravis qua spierzwakte?
ALS: zwakte met atrofie en fasciculaties. Myasthenia gravis: zwakte zonder atrofie en krachtsverlies neemt toe bij inspanning.
28
Bij welke aandoening passen fasciculaties het beste?
Voorhoornaandoeningen zoals ALS.
29
Hoe onderscheid je polyneuropathie van myopathie?
Polyneuropathie: distale spierzwakte en sensibele stoornissen. Myopathie: proximale spierzwakte zonder sensibele stoornissen.
30
Wat is typerend voor radiculopathie t.o.v. perifere zenuwlaesie?
Radiculopathie: sensibele stoornissen in dermatomen. Perifere zenuwlaesie: sensibele stoornissen in zenuwterritoria.
31
Wat betekent scapula alata klinisch?
Zwakte van de m. serratus anterior, typisch bij myopathieën of zenuwletsel.
32
Wat onderscheidt het syndroom van Guillain-Barré van andere polyneuropathieën?
Snelle progressie, vaak na infectie, en demyelinisatie met symmetrische zwakte.
33
Wat betekent ptosis die verbetert na rust?
Myasthenia gravis.
34
Wat zie je bij spierzwakte door centrale laesies m.b.t. reflexen?
Hyperreflexie.
35
Wat betekent MRC graad 0?
Volledige paralyse.
36
Wat betekent MRC graad 4?
Beweging mogelijk tegen weerstand, maar niet normaal.