Les 12 - Vamos a la playa Flashcards
(122 cards)
1
Q
twaalf
A
doce
2
Q
we gaan
A
vamos
3
Q
het strand
A
la playa
4
Q
de zon schijnt
A
hace sol
5
Q
maken; doen
A
hacer
6
Q
met
A
con
7
Q
de wens, het verlangen
A
el deseo
8
Q
verkrijgen
A
obtener
9
Q
zo spoedig mogelijk
A
cuanto antes
10
Q
de bruine teint
A
el bronceado
11
Q
vergeten
A
olvidar
12
Q
het werk
A
el trabajo
13
Q
de school
A
el colegio
14
Q
gedurende
A
durante
15
Q
heel het jaar
A
todo el año
16
Q
ieder; elk
A
cada
17
Q
het miljoen
A
el millón
18
Q
samenkomen
A
concentrarse
19
Q
de kust
A
la costa
20
Q
de bestemming
A
el destino
21
Q
de bus
A
el autobús
22
Q
het vliegtuig
A
el avión
23
Q
uitverkoren
A
preferido
24
Q
de voorkeur geven aan
A
preferir
25
de streek
la región
26
zich uitstrekken
extenderse
27
hier
aquí
28
wemelen, talrijk zijn
abundar
29
klein
pequeño / -a
30
soms
a veces
31
toegankelijk
accesible
32
alleen maar; slechts
sólo
33
via
por
34
de rivier
el río
35
tegenkomen
encontrar
36
lang
largo / larga
37
zonnig
soleado / -a
38
de plaats
el lugar
39
het zand
la arena
40
niet... maar...
no ... sino ...
41
de kiezelsteen
el guijarro
42
het is jammer, zonde
una lástima
43
zij zien
vean
44
niet meer dan
no más que
45
de week
la semana
46
de vierkante meter
el metro cuadrado
47
de lucht; de hemel
el cielo
48
het binnenste, de binnenkant
el interior
49
vlakbij
cerca
50
de belangstelling
interés
51
verdienen, waard zijn
merecer
52
het bezoek
la visita
53
het kasteel
el castillo
54
het klooster
la monasterio
55
het dorp
el pueblo
56
wit
blanco / -a
57
het ding
la cosa
58
onder
bajo
59
Wat voor weer is het?
¿Qué tiempo hace?
60
de zon schijnt
hace sol
61
het waait
hace viento
62
het is warm
hace calor
63
het is koud
hace frío
64
het is mooi weer
hace buen tiempo
65
het is slecht weer
hace mal tiempo
66
het is ... graden
hace ... grados
67
onder nul
bajo cero
68
boven nul
sobre cero
69
in de zon
al sol
70
in de schaduw
a la sombra
71
het regent
lluve
72
het sneeuwt
nieva
73
het vriest
hiela
74
er hangt mist
hay niebla
75
het onweert
hay tormenta
76
met de auto gaan
ir en coche
77
met het vliegtuig gaan
ir en avión
78
met de boot gaan
ir en barco
79
met de fiets gaan
ir en bicicleta
80
te voet gaan
ir a pie
81
te paard gaan
ir a caballo
82
de zwarte auto
el coche negro
83
de zwarte koffer
la maleta negra
84
het oude boek
el libro viejo
85
het oude huis
la casa vieja
86
de zenuwachtige man
el hombre nervioso
87
de zenuwachtige vrouw
la mujer nerviosa
88
een interessant boek
un libro interessante
89
een interessant tijdschrift
un revista interesante
90
een gemakkelijk voorbeeld
un ejemplo fácil
91
een gemakkelijke les
una lección fácil
92
een groene auto
un coche verde
93
een groene rok
una falda verde
94
groot
grande
95
klein
pequeño
96
hoog
alto
97
laag
bajo
98
lang
largo
99
kort
corto
100
breed
ancho
101
smal
estrecho
102
nieuw
nuevo
103
oud
viejo
104
duur
caro
105
goedkoop
barato
106
koud
frío
107
warm
caliente
108
vol
lleno
109
leeg
vacío
110
zacht
suave
111
hard
duro
112
mooi
bonito
113
lelijk
feo
114
dik
gordo
115
slank
delgado
116
wit
blanco
117
zwart
negro
118
rijk
rico
119
arm
pobre
120
gemakkelijk
fácil
121
moeilijk
difícil
122
is het tegenovergestelde van
es lo contrario de
