Les 7 - El tiempo Flashcards
(93 cards)
1
Q
zeven
A
siete
2
Q
zevende
A
séptima
3
Q
het weer
A
el tiempo
4
Q
de tijd
A
el tiempo
5
Q
gisteren
A
ayer
6
Q
de lucht
A
el cielo
7
Q
blijven
A
permanecer (ww)
8
Q
helder / open / onbewolkt
A
despejado
9
Q
ophelderen
A
despejar (ww)
10
Q
weinig / niet veel
A
poco
11
Q
bewolkt
A
nuboso
12
Q
bijna
A
casi
13
Q
geheel
A
todo / toda
14
Q
de temperatuur
A
la temperatura
15
Q
maximum
A
máximo / máxima
16
Q
volgens
A
según
17
Q
het gegeven
A
el dato
18
Q
verstrekken
A
facilitar (ww)
19
Q
de graad
A
el grado
20
Q
vandaag
A
hoy
21
Q
de voorspelling
A
el pronóstico
22
Q
de streek
A
la región
23
Q
’s middags
A
por la tarde
24
Q
het gebergte
A
la sierra
25
de rest
el resto
26
de wind
el viento
27
matig
moderado(s)
28
minimum
mínimo / mínima
29
zwak
flojo
30
de wolk
la nube
31
de opklaring
el claro
32
met
con
33
de mogelijkheid
posibilidad
34
een of ander; enkel
alguno / alguna
35
afzonderlijk; hier en daar
aislado / aislada
36
zullen zijn
séran
37
de mist
la niebla
38
's morgens
por la mañana
39
waar
donde
40
het zicht
la visibilidad
41
zal zijn
será
42
erg
muy
43
slecht
malo / mala
44
gedurende
durante
45
zonder
sin
46
de verandering
el cambio
47
over het algemeen
en general
48
groot
grande
49
het gedeelte
la parte
50
grootste
mayor
51
's avonds
por la noche
52
zich ontwikkelen
formarse
53
het vooruitzicht
la perspectiva
54
voor
para
55
de week
la semana
56
in de loop van
a lo largo
57
dezelfde; hiervan
de la misma
58
zich stabiliseren
estabilizarse (ww)
59
de warmte
el calor
60
Voorspelling per streek
Pronóstico por regiones
61
En de vooruitzichten voor de rest van de week
Y las perspectivas para el resto de la semana
62
KNMI
IMN
| Instituto Meteorológico Nacional
63
om 7 uur 's morgens
a las siete de la mañana
64
morgenochtend
mañana por la mañana
65
groter (2x)
mayor
| más grande
66
de tegenwoordige tijd
el presente
67
de vervoeging
la conjugación
68
regelmatige ww op -ar
- o
- as
- a
- amos
- áis
- an
69
mucho <>
<> poco
70
bien <>
<> mal
71
betalen
pagar
72
ik betaal
pago
73
u/hij/zij betaalt
paga
74
zingen
cantar
75
nemen
tomar
76
dansen
bailar
77
studeren
estudiar
78
kopen
comprar
79
wisselen
cambiar
80
werken
trabajar
81
roken
fumar
82
zoeken
buscar
83
parkeren
aparcar
84
luisteren
escuchar
85
doorbrengen
pasar
86
een lied
una canción
87
een kopje koffie
un café
88
een tango
un tango
89
de rekening
la cuenta
90
een cadeautje
un regalo
91
geld
dinero
92
muziek
música
93
de vakantie
las vacaciones
