Les 26 - La renfe Flashcards
(62 cards)
1
Q
het (trein)net
A
la red
2
Q
beslaan, bedekken
A
cubrir
3
Q
doorkruisen
A
recorrer
4
Q
het grondgebied
A
el territorio
5
Q
de breedte
A
la anchura
6
Q
verschillend
A
diferente
7
Q
moeilijk maken, bemoeilijken
A
dificultar
8
Q
ondanks
A
a pesar de
9
Q
de uitvinding
A
el invento
10
Q
de as
A
el eje
11
Q
overdag
A
de día
12
Q
in de meeste gevallen
A
en la mayoría de los casos
13
Q
waarvan
A
cuya
14
Q
dat wil zeggen
A
es decir
15
Q
de coupé
A
el compartimiento
16
Q
de rails, het spoor
A
la vía
17
Q
de afstand, het traject
A
el recorrido
18
Q
dagelijks
A
diurno
19
Q
de airconditioning
A
el aire acondicionado
20
Q
de fauteuil (in trein of schouwburg)
A
la butaca
21
Q
verstelbaar
A
reclinable
22
Q
de zitplaats
A
el asiento
23
Q
draaibaar
A
orientable
24
Q
de rijrichting
A
el sentido de marcha
25
praktisch
prácticamente
26
beschikken over
disponer de
27
tijdens
durante
28
de restauratiewagen
el coche restaurante
29
lopen door
recorrer
30
luxe
lujoso
31
voorzien zijn van, beschikken over
estar provisto de
32
het scherm
el monitor
33
de aansluiting
conexión
34
de koptelefoon
los auriculares
35
tegen bijbetaling
previo pago adicional
36
al naar gelang
según
37
het programma aanbod
la programación
38
bestaan uit
componerse de
39
het tv journaal
el telediario
40
12 uur 's middags
el mediodía
41
profiteren van
disfrutar de
42
buiten (het normale)
fuera de
43
het rooster
el horario
44
het gezelschapsspel
el juego de mesa
45
terwijl
al las vez que
46
de allerkleinsten
los más pequeños
47
de (binnen)hoek in een ruimte
el rincón
48
onder de hoede van
al cuidado de
49
de kinderverzorgster
la señorita puericultora
50
de glijbaan
el tobogán
51
het stripboek
el tebeo
52
de ouderen, de groteren
los mayores
53
de flessenwarmer
el calienta-biberón
54
gratis
gratuito
55
ten slotte
por último
56
hoge snelheidstrein
tren de alta velocidad
57
is in staat om
es capaz de
58
in de nabije toekomst
en un futuro próximo
59
de stoel
la silla
60
Ik ga in een stoel zitten.
Me siento en una silla.
61
Ik zit in een stoel. (mnl/vrl)
Estoy sentado / sentada en una silla.
62
de reiziger
el viajero