Les 16 - Barcelona Flashcards
(89 cards)
1
Q
binnen (Spanje)
A
dentro de
2
Q
de grootte
A
el tamaño
3
Q
de belangrijkheid
A
la importancia
4
Q
op het gebied van handel en industrie
A
comercial y industrial
5
Q
de haven
A
el puerto
6
Q
vroeger, voorheen
A
antiguamente
7
Q
het was
A
fue
8
Q
de koning
A
el rey
9
Q
ontvangen
A
recibir
10
Q
Christoffel Columbus
A
Cristóbal Colón
11
Q
na (tijdsbepaling)
A
después
12
Q
de ontdekking
A
el descubrimiento
13
Q
de zetel, de plaats
A
la sede
14
Q
de Olympische Spelen
A
los Juegos Olímpicos
15
Q
gezellig
A
agradable
16
Q
aantrekkelijk
A
atractivo/-a
17
Q
vol
A
lleno/-a
18
Q
het leven
A
la vida
19
Q
de tentoonstelling
A
la exposición
20
Q
het concert
A
el concierto
21
Q
el teatro
A
het theater
22
Q
de bar
A
el bar
23
Q
de opera
A
la ópera
24
Q
internationale
A
internacional
25
de zaak (handel)
el comercio
26
de kunstgalerij
la galería de arte
27
het museum
el museo
28
bezitten
poseer
29
de culturele rijkdom
el patrimonio
30
aan bouwwerken, monumenten
monumental
31
aanzienlijk
considerable
32
doen herleven
revivir
33
de middeleeuwse sfeer
el ambiente medieval
34
de wijk
el barrio
35
gotisch
gótico/-a
36
oud, antiek
antiguo/-a
37
de kathedraal
la catedral
38
het gemeentehuis
el ayuntamiento
39
het gebouw
el edificio
40
de architect
el arquitecto
41
modernistisch
modernista
42
laten
dejar
43
de getuigenis
el testimonio
44
het scheppingsvermogen
el genio
45
het park
el parque
46
onder andere
entre otros
47
verplicht
obligatorio
48
de boulevard
el paseo
49
populair
popular
50
die loopt langs
que pasa
51
langs lopen
pasar
52
overdag
de día
53
uniek, enig
único
54
de mensen
la gente
55
wandelen
pasear
56
verschillend
distinto/-a
57
zich ontspannen
recrearse
58
de bloem
la flor
59
het schilderij
el cuadro
60
de kiosk
el kiosco
61
de krant
el periódico
62
het tijdschrift
la revista
63
het boek
el libro
64
de vogel
el pájaro
65
het dier
el animal
66
zoals, evenals
como
67
de rest
el resto
68
behalve
además
69
het Castilliaans
el castellano
70
het Spaans
el español
71
het dialect
el dialecto
72
de taal
la lengua
73
samen met
junto con
74
het woord
la palabra
75
u hoort
oye
76
horen
oír
77
lijken op
parecerse a
78
van jewelste
de lo lindo
79
in de verte
a lo lejos
80
integendeel
por lo contrario
81
in het algemeen
por lo general
82
het werken
el trabajar
83
het kijken
el mirar
84
het zingen
el cantrar
85
het nu
el ahora
86
het ja(woord)
el sí
87
het hoe
el cómo
88
het waarom
el por qué
89
het niets
la nada