Les 31 - bijwoorden Flashcards
(51 cards)
1
Q
op deze manier, zo
A
así
2
Q
nauwelijks
A
apenas
3
Q
langzaam
A
despacio
4
Q
snel
A
rápido
5
Q
hoog, luid
A
alto
6
Q
laag, zachtjes
A
bajo
7
Q
goed, wel
A
bien
8
Q
beter, best
A
mejor
9
Q
slecht
A
mal
10
Q
slechter, slechtst
A
peor
11
Q
zoals, evenals
A
como
12
Q
hoe?
A
¿cómo?
13
Q
stevig, flink, grof
A
fuerte
14
Q
overeenkomstig
A
conforme
15
Q
op snelle wijze
A
rápidamente
16
Q
op perfecte wijze
A
perfectamente
17
Q
op eenvoudige wijze
A
fácilmente
18
Q
dikwijls, vaak
A
a menudo
19
Q
lukraak, in het wilde weg
A
a bulto
20
Q
blindelings
A
a ciegas
21
Q
droogweg
A
a secas
22
Q
op de tast
A
a tientas
23
Q
op den duur
A
a la larga
24
Q
naar de mode
A
a la moda
25
in het donker
a obscuras
26
te voet
a pie
27
soms
a veces
28
op handen en voeten
a gatas
29
schreeuwend
a gritos
30
op z'n Spaans
a la española
31
op tijd, tijdig
a tiempo
32
plotseling
de repente / de golpe
33
van nabij
de cerca
34
van verre
de lejos
35
van horen zeggen
de oídas
36
vlug
de prisa
37
geknield
de rodillas
38
op de tenen
de puntillas
39
wagenwijd open
de par en par
40
in het voorbijgaan
de paso
41
onverwacht
de improviso
42
's nachts
de noche
43
overdag
de día
44
zo nu en dan, af en toe
de vez en cuando
45
van buiten, uit het hoofd
de memoria
46
binnenkort
en breve
47
dadelijk, meteen
en seguida
48
in het algemeen
en general
49
in het geheim, heimelijk
en secreto
50
geheel en al
en total / por completo
51
tenslotte
por último