DutchPod101 Level 3: More nouns Flashcards
(48 cards)
1
Q
service
A
de service
2
Q
tip
A
de fooi, de tip
3
Q
house
A
de woning
4
Q
identification
A
de legitimatie
5
Q
bank account
A
de bankrekening
6
Q
nationality
A
de nationaliteit
7
Q
protagonist
A
de hoofdrolspeelster
8
Q
character
A
het karakter
9
Q
look
A
de blik
10
Q
aisle
A
het gangpad
11
Q
complaint
A
de klacht
12
Q
nausea
A
de misselijkheid
13
Q
diarrhoea
A
de diarree
14
Q
antibiotic
A
het antibioticum
15
Q
insurance certificate
A
het verzekeringsbewijs
16
Q
physiotherapy
A
de fysiotherapie
17
Q
referral note
A
het verwijsbriefje
18
Q
statement
A
de mededeling
19
Q
traveller
A
de reiziger
20
Q
tenant
A
de huurder
21
Q
windowsill
A
de vensterbank
22
Q
carpet
A
het vloerkleed
23
Q
coffee table
A
de salontafel
24
Q
living room
A
de huiskamer
25
dining room
de eetkamer
26
jeans
de spijkerbroek
27
shop window
de etalage
28
forename
de voornaam
29
surname
de achternaam
30
form
het formulier
31
heaven
de hemel
32
municipality
de gemeente
33
Royal family
de koninklijke familie
34
Liberation Day
de Bevrijdingsdag
35
cross
het kruis
36
crown
de kroos
37
lion
de leeuw
38
chips
het patatje
39
grind
de sleur
40
buttermilk
de karnemelk
41
dairy
de zuivel
42
yoghurt
de yoghurt
43
cigarette
de sigaret
44
documentary
de documentaire
45
organ
het orgel
46
fair
de braderie
47
flea market
de rommelmarkt
48
tradition
de traditie
