Perfect tense Flashcards by Tim Kendall

I [have] agreed on

ik heb afgesproken

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I began [have begun]

Ik ben begonnen

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I took [have taken]

Ik heb genomen

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I [have] stayed

Ik ben gebleven

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I [have] visited

Ik heb bezocht

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I [have] found

ik heb gevonden

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I forgot [have forgotten]

Ik ben vergeten

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I [have] found again / recovered

Ik heb teruggevonden

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I [have] departed

Ik ben vertrokken

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I [have] used

ik heb gebruikt

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I ran / have run

ik ben gerend

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I [have] cooked

ik heb gekookt

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

It [has] rained

Het heeft geregend

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I [have] lived here

Ik heb hier gewoont

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I [have] learned

Ik heb geleerd

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I [have] listened

Ik heb geluisterd

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I [have] made

Ik heb gemaakt

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I [have] asked for

Ik heb gevraagd om

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I [have] tried

Ik heb geprobeerd

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I [have] put / laid

Ik heb gelegd

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I [have] said

Ik heb gezegd

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I [have] put /set

Ik heb gezet

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I [have] worked

Ik heb gewerkt

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I [have] cycled

Ik ben gefietst

How well did you know this?

Not at all

Perfectly

I [have] heard

Ik heb gehoord

I [have] stopped

Ik ben gestopt

I [have] played

Ik heb gespeeld

I [have] waited

Ik heb gewacht

I stole / have stolen

ik heb gestolen

I have taken away

Ik heb meegenomen

I have packed / caught [e.g., a mouse] / taken

Ik heb gepakt

I have sold

Ik heb verkocht

I have followed

Ik heb gevolgd

I have borrowed

Ik heb geleend

I have begun

Ik ben begonnen

I was / have been / went

Ik ben geweest

I spoke / have spoken

Ik heb gesproken

I [have] got up

Ik ben opgestaan

I [have] visited

Ik heb bezocht

I [have] agreed

Ik heb afgesproken

I [have] disappeared

Ik ben verdwenen

I [have] stayed / remained

Ik ben gebleven

I [have] left / departed

Ik ben vertrokken

I took / have taken

Ik heb genomen

I [have] counted

Ik heb geteld

I forgot / have forgotten

Ik ben vergeten

I [have] changed

Ik heb veranderd

I [have] travelled

Ik heb gereisd

I [have] met

Ik heb ontmoet

I [have] happened

Ik ben gebeurd

I [have] opened

Ik heb geopend

I [have] paid

Ik heb betaald

I [have] sung

Ik heb gezongen

I [have] agreed

Ik heb afgesproken

I showed / have shown

Ik heb getoond

I [have] sent

Ik heb gestuurd

I [have] warned about

Ik heb gewaarschuwd voor

I [have] slept

ik heb geslapen

I [have] studied

ik heb gestudeerd

I [have] supported

Ik heb gesteund

I [have] presented

ik heb gepresenteerd

I [have] opened

ik heb geopend

I [have] called

ik heb gebeld

I [have] shown

ik heb getoond

I [have] washed

Ik heb gewassen

I [have] seen

ik heb gezien

I [have] rescued

ik heb gered

I [have] written

ik heb geschreven

I [have] stolen

ik heb gestolen

I [have] brought

ik heb gebracht

I [have] recognised

ik heb herkend

The keys have been searched for

Er is gezocht naar de sleutels

I [have] played

Ik heb gespeeld

Perfect tense Flashcards

Dutch grammar (73 cards)