History Flashcards
(38 cards)
1
Q
knight
A
de ridder
2
Q
prehistoric times
A
de prehistorie
3
Q
archaeologist
A
de archeoloog
4
Q
attack
A
de aanval
5
Q
Roman
A
Romeins
6
Q
Roman Empire
A
het Romeinse Rijk
7
Q
empire
A
het keizerrijk
8
Q
Middle Ages
A
de middeleeuwen
9
Q
Eighty Years War
A
de Tachtigjarige Oorlog
10
Q
battle
A
de veldslag
11
Q
independence
A
de onafhankelijkheid
12
Q
died
A
gestorven
13
Q
firearm
A
de vuurwapen
14
Q
the Iconoclasm
A
de beeldenstorm
15
Q
fought
A
gevochten
16
Q
revolt, rise up
A
komen in opstand
17
Q
colony / colonies
A
de kolonie[n]
18
Q
shipping, shipping industry
A
de scheepvaart
19
Q
The Kingdom of the Netherlands
A
het koninkrijk der Nederlanden
20
Q
republic
A
de republiek
21
Q
slave
A
de slaaf [pl. slaven]
22
Q
plantation
A
de plantage [pl. plantages]
23
Q
slavery
A
de slavernij
24
Q
resistance
A
het verzet
25
occupied area
het bezette gebied
26
commemoration
de herdenking
27
thousands of
duizenden
28
forefather, ancestor
de voorouder
29
revolt, uprising
de opstand
30
consequence
het gevolg
31
Remembrance Day
de nationale herdenking
32
Second World War
de Tweede Wereldoorlog
33
won
won, hebben gewonnen
34
two centuries ago
twee eeuwen terug
35
the Kingdom of Belgium
het Koninkrijk Belgie
36
like to
graag naar
37
centuries-old
eeuwenlang
38
provide, enable
zorgen voor
