Politics Flashcards
(42 cards)
1
Q
politics
A
de politiek
2
Q
national
A
nationaal
3
Q
international
A
internationaal
4
Q
constitutional
A
constitutioneel
5
Q
monarchy
A
de monarchie
6
Q
free
A
vrij
7
Q
government
A
de regering
8
Q
state
A
de staat
9
Q
popular with
A
populair onder
10
Q
chairman
A
de voorzitter
11
Q
cabinet
A
de kabinet
12
Q
advice
A
het advies
13
Q
prime minister
A
de premier
14
Q
minister
A
de minister
15
Q
plan
A
het plan
16
Q
executive branch
A
de uitvoerende macht
17
Q
responsibility
A
de verantwoordelijkheid
18
Q
prince / princess
A
de prins / prinses
19
Q
head of state
A
het staatshoofd
20
Q
kingdom
A
het koninkrijk
21
Q
law
A
de wet
22
Q
parliament
A
het parlement
23
Q
leader
A
de leider
24
Q
legislative branch
A
de wetgevende macht
25
to forbid
verbieden
26
anything else
nog iets
27
constitution
de grondwet
28
apply to
gelden voor
29
applied to
gold voor
30
forbidden
verboden
31
right
het recht
32
to break [a law]
overtreden
33
drinking water
het drinkwater
34
the right to
het recht op
35
required, mandatory
verplicht
36
Prince Charming
de prins op het witte paard
37
the fair trial
het eerlijk proces
38
court
de rechtbank
39
the judicial branch
de rechterlijke macht
40
guilty
schuldig
41
justice
de rechtvaardigheid
42
judge
de rechter
