Abstract Nouns Flashcards
(31 cards)
1
Q
truth
A
de waarheid
2
Q
origin, source
A
de oorsprong
3
Q
reaction
A
de reactie
4
Q
reality
A
de werkelijkheid
5
Q
start
A
de start
6
Q
action
A
de actie
7
Q
to hope for
A
hopen op
8
Q
unexpected
A
onverwacht
9
Q
hospitality
A
de gastvrijheid
10
Q
occasion, opportunity
A
de gelegenheid
11
Q
misery
A
de ellende
12
Q
fun, pleasure
A
het plezier
13
Q
in case of
A
in geval van
14
Q
the case
A
het geval
15
Q
under the influence
A
onder invloed
16
Q
honour
A
de eer
17
Q
fascination with / for
A
de fascinatie voor
18
Q
to pity
A
hebben medelijden met
19
Q
courage
A
de moed
20
Q
despair, desperation
A
de wanhoop
21
Q
excitement
A
de opwinding
22
Q
pity
A
het medelijden
23
Q
improvement, correction
A
de verbetering
24
Q
to need [not hebben nodig]
A
hebben behoefte aan
25
wisdom
de wijsheid
26
favour
de gunst
27
disappointment
de teleurstelling
28
another
nog een
29
faith
het vertrouwen
30
ready, steady, go!
Klaar voor de start? Af!
31
anyway
in ieder geval
