Shapes Flashcards
(35 cards)
1
Q
low
A
laag
2
Q
shape
A
de vorm
3
Q
height
A
de lengte
4
Q
high
A
hoog
5
Q
size [clothing, objects]
A
de maat
6
Q
size
A
de grootte
7
Q
square
A
het vierkant
8
Q
triangle
A
de driehoek
9
Q
straight
A
recht
10
Q
hole
A
het gat
11
Q
curved, crooked, bent
A
krom
12
Q
circle
A
de cirkel
13
Q
flat
A
plat
14
Q
narrow
A
smal
15
Q
quiet
A
stil
16
Q
thin
A
dun
17
Q
broad
A
breed
18
Q
deep
A
diep
19
Q
round
A
rond
20
Q
front
A
de voorkant
21
Q
middle
A
het midden
22
Q
underside, bottom
A
de onderkant
23
Q
side
A
de zijkant
24
Q
top, upperside
A
de bovenkant
25
back
de achterkant
26
nature park
het natuurgebied
27
to turn inside out
binnenstebuiten keren
28
upside down
ondersteboven
29
back to front
achterstevoren
30
outside
de buitenkant
31
other side
de overkant
32
inside
de binnenkant
33
inside out
binnenstebuiten
34
up
omhoog
35
down
omlaag