Opinions Flashcards
(31 cards)
1
Q
I agree with you
A
Ik ben het met je eens
2
Q
opinion
A
de mening
3
Q
point of view
A
het standpunt
4
Q
recommend
A
aanraden [sep] [aan]
5
Q
to be honest / fair
A
om eerlijk te zijn
6
Q
to accept
A
accepteren [geaccepteerd]
7
Q
to convince
A
overtuigen
8
Q
convinced by
A
overtuigd van
9
Q
reasonable / unreasonable
A
redelijk / onredelijk
10
Q
issue
A
de kwestie
11
Q
as quickly as possible
A
zo snel mogelijk
12
Q
argument
A
het argument
13
Q
attitude
A
de houding
14
Q
respect
A
het respect
15
Q
judgement
A
de oordeel
16
Q
knowledge of
A
verstand van
17
Q
nothing to do with
A
niets te maken met
18
Q
true
A
waar
19
Q
comment
A
de opmerking
20
Q
criticism
A
het kritisch
21
Q
critical
A
kritiek
22
Q
benefit, advantage
A
het voordeel
23
Q
busy
A
druk
24
Q
to be right
A
hebben gelijk
25
not to make sense
slaan nergens op
26
to judge
beoordelen
27
fact
het feit
28
that's right
dat klopt
29
constructive
opbouwend
30
review
de recensie
31
permission
de toestemming