Les 16 Flashcards
(53 cards)
1
Q
primary school
A
basisschool (de)
2
Q
go to
A
zitten op
3
Q
only
A
pas
4
Q
from
A
vanaf
5
Q
start
A
beginnen
6
Q
could
A
kon (kunnen)
7
Q
register
A
inschrijven
8
Q
baby
A
baby (de)
9
Q
waiting list
A
wachtlijst (de)
10
Q
chosen
A
gekozen (kiezen)
11
Q
public
A
openbare (openbaar)
12
Q
distance
A
afstand (de)
13
Q
need to
A
hoeven
14
Q
bring
A
brengen
15
Q
is organizing
A
organiseert (organiseren)
16
Q
(after school) care
A
opvang (de)
17
Q
pupils
A
leerlingen (de leerling)
18
Q
pleasant
A
naar hun zin (hebben)
19
Q
both
A
zowel … als
20
Q
totally
A
helemaal
21
Q
afraid of
A
bang voor
22
Q
female teacher
A
juffrouw (de)
23
Q
namely
A
namelijk
24
Q
strict
A
streng
25
had to
moesten (moeten)
26
quiet
stil
27
pressure
druk (de)
28
high
hoog
29
hands
handen (de hand)
30
stories
verhalen (het verhaal)
31
sing
zingen
32
songs
liedjes (het liedje)
33
meaning
betekenis (de)
34
write
schrijven
35
do math
rekenen
36
get
krijgen
37
among (others)
onder andere
38
drawing
tekenen
39
history
geschiedenis (de)
40
nature
natuur (de)
41
all kinds of
allerlei
42
animals
dieren (het dier)
43
bad
slecht
44
more important
belangrijker
45
grades
cijfers (het cijfer)
46
are allowed to
mogen
47
choose
kiezen
48
secondary
middelbare (middelbaar)
49
choice
keuze (de)
50
various
verschillende (verschillend)
51
strong
sterke (sterk)
52
weak
zwakke (zwak)
53
points
punten (het punt)
