Les 30 Flashcards
(48 cards)
1
Q
by far
A
lang
2
Q
pension
A
pensioen (het)
3
Q
AOW
A
aow (de)
4
Q
worked
A
gewerkt (werken)
5
Q
part-time
A
in deeltijd
6
Q
every
A
iedere
7
Q
opportunities
A
mogelijkheden (de mogelijkheid)
8
Q
depends on
A
hangt … af van (afhangen van)
9
Q
profession
A
beroep (het)
10
Q
healthcare
A
zorg (de)
11
Q
education
A
onderwijs (het)
12
Q
engineering
A
techniek (de)
13
Q
personnel
A
personeel (het)
14
Q
simple
A
eenvoudig
15
Q
is disappearing
A
verdwijnt (verdwijnen)
16
Q
machines
A
machines (de machine)
17
Q
importance
A
van belang
18
Q
temporary
A
tijdelijk
19
Q
time and time
A
telkens
20
Q
again
A
opnieuw
21
Q
experience
A
ervaring
22
Q
future
A
toekomst (de)
23
Q
paid
A
betaald (betalen)
24
Q
internships
A
stages (de stage)
25
holiday jobs
vakantiewerk (het)
26
study
studie (de)
27
counts
telt (tellen)
28
knowledge
kennis (de)
29
possess
bezitten
30
just
net
31
earn
verdienen
32
a bit
wat
33
it goes to show
zo zie je maar
34
older
ouder
35
old
oud
36
both
beide
37
suddenly
ineens
38
unemployed
werkloos
39
laid off
ontslagen (ontslaan)
40
from what
waarvan
41
salary
loon (het)
42
during
gedurende
43
some
enige (enig)
44
previous
oude (oud)
45
benefits
uitkering (de)
46
government
regering (de)
47
about that
daarover
48
work experience
werkervaring (de)
