Les 38 Flashcards
(51 cards)
1
Q
welcome
A
welkom
2
Q
presentation
A
presentatie (de)
3
Q
plants
A
planten (de plant)
4
Q
die
A
sterven
5
Q
level
A
niveau (het)
6
Q
studies
A
onderzoeken (het onderzoek)
7
Q
produce
A
leveren
8
Q
evidence
A
bewijs (het)
9
Q
as if
A
alsof
10
Q
nothing
A
niks
11
Q
realize
A
realiseren
12
Q
dangerous
A
gevaarlijke (gevaarlijk)
13
Q
situation
A
toestand (de)
14
Q
arises
A
ontstaat (ontstaan)
15
Q
manner
A
wijze (de)
16
Q
continue
A
doorgaan
17
Q
will
A
zullen
18
Q
disasters
A
rampen (de ramp)
19
Q
take place
A
plaatsvinden
20
Q
expectation
A
verwachting (de)
21
Q
natural
A
natuurlijke (natuurlijk)
22
Q
sustainable
A
duurzame (duurzaam)
23
Q
think
A
nadenken
24
Q
build
A
bouwen
25
materials
materialen (het materiaal)
26
European
Europese (Europees)
27
list
lijst (de)
28
policy
beleid (het)
29
adapt
aanpassen
30
apparently
blijkbaar
31
responsible
verantwoordelijk
32
decide
besluiten
33
behaviour
gedrag (het)
34
change
veranderen
35
considerable
flinke (flink)
36
tips
adviezen (het advies)
37
effect
effect (het)
38
instead of
in plaats van
39
kilo
kilo
40
quite
flink wat
41
travel
reis (reizen)
42
consciously
bewust
43
wear
draag (dragen)
44
shoes
schoenen (de)
45
plastic
plastic
46
idea
idee (het)
47
isn't it
toch
48
ways
manieren (de manier)
49
improve
verbeteren
50
prepared
bereid
51
better
betere (beter)
