Begrippen hoofdstuk 1 - 3 Flashcards

(47 cards)

1
Q

Wat hoort bij dit karakter (Galenus): Vrolijk, energiek en optimistisch?

Bloed/gal/slijm/zwart gal

-

aarde/water/lucht/vuur

Warm/koud vochtig/droog

A

Bloed, sanguinistisch, lucht, warm en vochtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat hoort bij dit karakter (Galenus): Driftig, opvliegerig en impulsief?

Bloed/gal/slijm/zwart gal

-

aarde/water/lucht/vuur

Warm/koud vochtig/droog

A

Gele gal, cholerisch, vuur, warm en droog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat hoort bij dit karakter (Galenus): Zwaarmoedig, somber en zorgelijk?

Bloed/gal/slijm/zwart gal

-

aarde/water/lucht/vuur

Warm/koud vochtig/droog

A

Zwarte gal, melancholisch, aarde, koud en droog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat hoort bij dit temperament (Galenus): Onverstoorbaar, kalm en traag?

Bloed/gal/slijm/zwart gal

-

aarde/water/lucht/vuur

Warm/koud vochtig/droog

A

Slijm, Flegmatisch, water, koud en vochtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Introverten hebben een hoger niveau van het Reticulair Activeringssysteem. Wat betekent dit?

A

Dat bij introverten prikkels als meer intens worden ervaren. Hoe meer hersenactiviteit –> hoe sneller “overprikkeld”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Reticulair Activeringssysteem

Waar in de hersenen?

Wat gebeurt er als prikkels via deze weg de hersenen in komen?

A

In de hersenstam. De manier waarop prikkels via deze weg naar de hersenen worden gestuurd, is bepalend of je introvert of extravert bent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar heeft Neuroticisme mee te maken? [

A

Met een lage drempel van het sympatisch zenuwstelsel/limbisch systeem (Fight or flight)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kan het dat neurotische personen sneller in de FFF komen en stress ervaren?

A

Neurotische personen hebben een lagere activeringsdrempel waardoor ze sneller in de FFF respons komen en stress ervaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verlies van realiteitszin en agressiviteit. De basis voor dit persoonlijkheidskenmerk is een verhoogd ….

A

Psychoticisme - testosteronniveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem de 3 persoonlijkheidskenmerken van het PEN-model (Eysenck)

A

Psychoticisme, extraversie, neuroticisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Evocaties

A

Reacties op mensen die vaak onbewust plaats vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Richt zich op het vinden van algemene principes door zich te richten op statistische vergelijkingen van groepen en individuen (niveau van de individuele uniekheid)

A

Nomothetisch onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Focust op ENKEL de persoon om op deze manier algemene principes te observeren die duidelijk zijn in een enkel leven (niveau van de individuele uniekheid)

A

Idiografisch onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem de drie niveau’s waarop persoonlijkheid kan worden geanalyseerd.

En waar was Freud heel erg bij betrokken?

A
  • Niveau van individuele groepsverschillen
  • Niveau van de menselijke natuur (hier zijn de meeste persoonlijkheidstheorieën op gebaseerd) Sigmund freud
  • Niveau van de inidividuele uniekheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Onderzoek naar persoonlijkheid kan in 6 domeinen worden opgedeeld. Hoe heet dit domein:

Dit domein focust zich op cognitie en subjectieve ervaringen. De drie belangrijke elementen in onze ervaring: Zelfconcept, intelligentie en onze emoties

A

Het cognitieve ervaringsdomein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Onderzoek naar persoonlijkheid kan in 6 domeinen worden opgedeeld. Hoe heet dit domein:

Dit domein kijkt naar hoe individuen van elkaar verschillen. Het belangrijkste doel in dit domein is het identificeren en het meten van de belangrijkste punten waarop individuen van elkaar VERSCHILLEN en de herkomst hiervan.

A

Het dispositionele domein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Onderzoek naar persoonlijkheid kan in 6 domeinen worden opgedeeld. Hoe heet dit domein:

In dit domein bestaat de aanname dat persoonlijkheid de sociale en culturele context beïnvloedt en andersom. Groepen verschillen enorm van elkaar door de invloed van verschillende culturen

A

Het sociaal en cultureel domein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Onderzoek naar persoonlijkheid kan in 6 domeinen worden opgedeeld. Hoe heet dit domein:

Dit domein focust zich op de mentale persoonlijkheidsmechanismen waarvan de meeste zich buiten ons bewust zijn afspelen. Hier staat de psychoanalyse van Freud centraal

A

Intrapsychisch domein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Onderzoek naar persoonlijkheid kan in 6 domeinen worden opgedeeld. Hoe heet dit domein:

Hier is de basisaanname dat mensen een verzameling van biologische systemen zijn. Er zijn hier 3 onderzoeksgebieden: genetica, psychofysiologie en evolutie

A

Het biologische domein

20
Q

Onderzoek naar persoonlijkheid kan in 6 domeinen worden opgedeeld. Hoe heet dit domein:

Dit domein houdt zich bezig met dat persoonlijkheid een belangrijke rol speelt in de manier waarop wij met situaties in het dagelijkse leven omgaan. Persoonlijkheid is gekoppeld aan gedrag dat gerelateerd is aan gezondheid zoals roken, drinken etc.

A

Het aanpassingsdomein

21
Q

S-data

+ nadeel

A

Zelfrapportage
(interviews, dagboeken, vragenlijsten)

ACL, Likert rating scale, NEO

Nadeel: Niet altijd eerlijk ingevuld, deelnemer moet gemotiveerd zijn en voldoende zelfkennis hebben.

22
Q

O-data

nadeel

natuurlijke/kunstmatige observatie

A

Observeer-data

Worden vragen gesteld aan andere mensen dan de proefpersoon zelf. Hierdoor kom je achter extra informatie zoals de sociale reputatie.

Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid wordt verhoogd

Nadeel: selectiebias. Mensen die de proefpersoon kennen zijn geneigd om meer positievere dan negatieve reacties te geven.

Kan natuurlijke observatie (minder controle maar realistischer beeld)

Of kunstmatige observatie (Meer controle minder realistischer beeld)

23
Q

T-data

3 verschillende manieren hoe het kan worden getest

Nadeel

A

Testdata. Wordt verkregen uit gestandaardiseerde testen.

Hoe reageren mensen op verschillende situaties?

Experimenten, fysiologische testen (hartslag) en projectieve technieken

TAT wordt gebruikt om T-data af te nemen (thematic apperception test)

Nadeel: deelnemers kunnen raden welk persoonlijkheidstrek wordt gemeten en zich daarop aanpassen, of de situatie anders interpreteren.

24
Q

L-data

Triangulatie
Meta-analyse
Aggregatie

A

Levensloop data

Wordt verkregen door bijv. verkeersboetes, aantal huwelijken/scheidingen etc.

Triangulatie: Gebruik maken van verschillende datavormen om de nadelen van bepaalde data te verminderen

Meta-analyse: Het vergelijken van verschillende studies

Aggregatie: Verschillende enkele observaties worden bij elkaar opgeteld of wordt gemiddelde van berekend. –> uitkomst wordt betrouwbaarder

25
Psychologen maken vaak gebruik van ... , ..., en .... data om persoonlijkheid te voorspelen (Triangulatie)
Psychologen maken vaak gebruik van S O en L data om persoonlijkheid te voorspelen. Bepaalde levensuitkomsten zijn deels veroorzaakt door iemands persoonlijkheid en omgevingsfactoren.
26
Responssets * respons sets of non-content responding Hoe heet het begrip waar mensen in meegaan wat de deelnemer denkt dat de onderzoeker wilt zien.
respons sets of non-content responding: antwoorden die niet gerelateerd zijn aan de vraag zelf. --> Acquiensence: meegaan in wat de deelnemer denkt dat de onderzoeker wilt zien.
27
Model (cirkel) waar de twee supertraits (extraversie en neuroticisme op gezet kunnen worden op vervolgens te kijken waar de normale traits het beste bij passen.
Circumplex model (Eysenck) Bijvoorbeeld: quiet past bij een melancholisch persoon maar ook bij een neurotisch of een introvert persoon
28
Volgens Gray zijn er twee systemen het BAS en het BIS. Het is bij iedere persoon verschillend hoe gevoelig deze twee systemen zijn. Hoe heet deze theorie van Gray?
Reïnforcement Sensitivity theory
29
Behavioral ACTivation System (Gray) Aan welke twee kenmerken wordt het BAS gelinkt?
Beloningsmechanisme Het BAS is gevoelig voor positieve prikkels en wordt gelinkt aan extraversie + impulsiviteit. Impulsiviteit: Behoefte hebben om op zulke prikkels af te gaan Extraversie: Iemand is meer geneigd om dingen te ondernemen om zo meer positieve prikkels te ontvangen --> ze worden extravert
30
Behavioral INhibition System (BIS) Aan welke twee kenmerken wordt het BIS gelinkt?
Strafmechanisme BIS is gevoelig voor NEGATIEVE prikkels en wordt gelinkt met angst en introversie Angst: behoefte hebben om de negatieve prikkels uit de weg te gaan Introversie: Mensen leren beter door negatieve prikkels (bestraffen) en zijn hierdoor minder geneigd om dingen te ondernemen en ontvangen hierdoor ook minder prikkels --> ze worden introvert
31
Sensorische deprivatie (Zuckerman)
Geen prikkels binnen kunnen krijgen (blinddoek, koptelefoon)
32
Sensation seeking Hoeveel % genetisch bepaald? Hoge score op sensation seeking wordt gelinkt aan lagere niveaus.... Wie scoort hoogste op sensation seeking en wie laagste?
De mate waarin iemand zoekt naar spannende nieuwe ervaringen. 60% genetisch bepaald. Hoge score op sensation seeking wordt gelinkt aan lagere nievaus van MAO (enzym in de hersenen die -aminen afbreekt waaronder dopamine) Hoge niveau van MAO is lagere score sensation seeking. Mannen en jongens scoren hoogste en vrouwen en ouderen laagste.
33
Persoonlijke coherentie
Eigenschappen die veranderen met de leeftijd. Voorbeeld: Sensation seeking. Jong: roekeloos rijden. Oud: gokken
34
Noem de drie elementen van de Act Frequency Approach
* Opnemen van bepaalde handelingen: (informatie verkrijgen over uiteindelijk gedrag van persoon) * Prototype beoordeling: Vastgesteld welke handelingen het meest centraal staan bij elke categorie van karakter eigenschappen * Act nomination: Vastgesteld welke handelingen tot welke categorie behoren
35
Lexicale benadering * synoniemfrequentie * Cross-culturele universaliteit
Alle karaktertrekken die in het woordenboek staan. De natuurlijke taal wordt als uitgangspunt gebruikt in deze benadering. Synoniemfrequentie: karaktertrekken die met meerdere woorden omschreven worden in het woordenboek vormen een belangrijke dimensie voor individuele verschillen. Zoals vriendelijk, open, sociaal, gezellig Cross-culturele universaliteit: Karaktertrekken zijn in meer landen gedefinieerd en daardoor belangrijk. (Het wordt niet aangeraden alleen deze methode te gebruiken)
36
Statistical approach
Maakt gebruik van factoranalyse om karaktertrekken die met elkaar in verband staan vast te stellen.
37
Theoretical approach
Wordt gestart met een theorie vooraf die belangrijk is. Zorgt voor een zeer specifieke selectie van karaktertrekken.
38
Wat zijn twee strenge voorwaarden die Eysenck stelde voor zijn PEN model?
* De karaktertrekken moeten erfelijk zijn * Het moest mogelijk zijn om gebieden in het lichaam aan te wijzen die overeenkwamen met de karaktertrek
39
Benoem de drie vormen van relaties uit het circumplexmodel van persoonlijkheid door Wiggins & Leary dit gaat over de dimensies met status en liefde
* Bipolariteit: deze karaktertrekken liggen op tegenovergestelde plekken in het circumplex. Dominant <--> onderdanig * Nabijheid: Hoe dichter de karaktertrekken bij elkaar liggen in het circumplex, hoe meer ze afhankelijk van elkaar zijn. * Orthogonaliteit: Karaktertrekken die niet gerelateerd zijn liggen in een hoek van 90 graden van elkaar.
40
Drie kwesties van kritiek voor het Big-5 model.
* Gebrek aan emperisch bewijs * De vijfde factor * Is de Bigfive alles omvattend?
41
Agreeableness (BigFive)
Conflictvermijdend. Vriendelijk, gentle Negatieve correlatie: Iritated, jealous, negative
42
Emotionele stabiliteit of neuroticisme (BigFive)
Onzeker Poised, calm, composed Negatieve correlatie: Nervous, tense anxious
43
Conscientieusheid (BigFive)
Ordelijk Tidy, responsible, preservering Negatieve correlatie: careless, undependable, quitting
44
Extraversion (BigFive)
Spontaan talkative, frank, open, adventurous Negatieve correlatie: Silent, secrative, cautious
45
Culture & Intellect (BigFive)
Slim Polished, intellectual Negatieve correlatie: Insensitive, simple
46
Slechts drie factoren van de BigFive zijn cross-cultureel repliceerbaar welke zijn dit?
Agreeableness, conscientiousness, extraversion
47
Het HEXACO model is de BigFive maar dan uitgebreid met de eigenschap ....
Honesty-humility