Begrippen hoofdstuk 13 Flashcards
(15 cards)
Wat is een stressor volgens de persoonlijkheidspsychologie?
A. Een subjectieve interpretatie van emoties
B. Een externe gebeurtenis die als bedreigend of overweldigend wordt ervaren
C. Een langdurige lichamelijke aandoening
✔ Antwoord: B
→ Stressoren zijn omstandigheden die fysieke of psychologische druk uitoefenen.
Wat bedoelt Lazarus met ‘primary appraisal’?
A. De eerste automatische lichamelijke reactie
B. Het beoordelen of een gebeurtenis relevant of bedreigend is
C. De analyse van toekomstige stressoren
✔ Antwoord: B
→ Primary appraisal = “Is dit belangrijk voor mij?”
En wat is ‘secondary appraisal’?
A. Het negeren van de stressor
B. De lichamelijke verwerking van een bedreiging
C. Beoordelen of je over middelen beschikt om met de stressor om te gaan
✔ Antwoord: C
→ “Kan ik dit aan?” — gaat over je inschatting van je copingcapaciteit.
Wat is het kernidee van het transactional model van persoonlijkheid en gezondheid?
A. Stress heeft alleen invloed op lichamelijke ziekten
B. Persoonlijkheid beïnvloedt hoe iemand een situatie interpreteert en daarop reageert
C. Persoonlijkheid is losgekoppeld van ziekterisico
✔ Antwoord: B
→ Transactie = interpretatie (appraisal) + coping = reactie op stress.
Wat stelt het health behavior model?
A. Alleen genetica bepaalt ziektes
B. Persoonlijkheid beïnvloedt gezondheid via gezondheidsgedrag
C. Ziekte wordt veroorzaakt door gedrag van anderen
✔ Antwoord: B
→ Bijv. laag conscientiousness → roken, slechte voeding → hoger ziekerisico.
Wat is het interactional model?
A. Persoonlijkheid beïnvloedt stressreacties door gedrag
B. Stress en persoonlijkheid staan los van elkaar
C. Alleen extreme stressoren veroorzaken effecten
✔ Antwoord: A
→ Persoonlijkheid beïnvloedt hoe je op een stressor reageert (bijv. boosheid, angst).
Wat is typerend voor Type A gedrag?
A. Passief, sociaal gereserveerd en ontspannen
B. Tijdgebonden, competitief en vijandig gedrag
C. Emotioneel vlak en onverschillig
✔ Antwoord: B
→ Type A is gelinkt aan hartziekten, vooral door vijandigheid.
Wat kenmerkt een optimistische attributiestijl?
A. Negatieve gebeurtenissen worden gezien als intern, stabiel en globaal
B. Positieve gebeurtenissen worden toegeschreven aan geluk
C. Negatieve gebeurtenissen worden als tijdelijk, specifiek en extern geïnterpreteerd
✔ Antwoord: C
→ Optimisten beperken de impact van negatieve gebeurtenissen.
Wat is ‘self-efficacy’ volgens Bandura?
A. Hoeveel vertrouwen je hebt in anderen
B. Het geloof in je eigen vermogen om met situaties om te gaan
C. De mate van ervaren sociale steun
✔ Antwoord: B
→ Self-efficacy voorspelt motivatie, veerkracht en gedragsverandering.
Wat gebeurt er bij chronic stress?
A. Je lichaam past zich aan zonder schade
B. Er ontstaan positieve veranderingen in het immuunsysteem
C. Langdurige activatie van het stresssysteem kan leiden tot schade aan lichaam en geest
✔ Antwoord: C
→ Chronische stress kan leiden tot uitputting, immunosuppressie, burn-out.
Wat is emotion inhibition?
A. Overdreven uiting van emoties
B. Het bewust onderdrukken van emoties
C. Een automatische stressreactie
✔ Antwoord: B
→ Kan leiden tot lichamelijke spanningen als emoties niet verwerkt worden.
Wat is disclosure (emotional expression)?
A. Het vasthouden van emoties om schade te voorkomen
B. Het openlijk delen van emotionele ervaringen
C. Een vorm van cognitieve dissonantie
✔ Antwoord: B
→ Bijv. schrijven of praten over stress → kan psychische en fysieke voordelen opleveren.
Wat is hardiness in persoonlijkheid?
A. Gevoeligheid voor ziekte
B. De neiging om controle, betrokkenheid en uitdaging te ervaren onder stress
C. Een vorm van neuroticisme
✔ Antwoord: B
→ Hardy persoonlijkheden gaan veerkrachtiger om met stress.
Wat is een voordeel van positieve herwaardering (positive reappraisal)?
A. Je ontkent de realiteit
B. Je ziet nieuwe betekenissen of groeikansen in moeilijke situaties
C. Je geeft externe schuld aan het probleem
✔ Antwoord: B
→ Positieve herwaardering = cognitieve copingstrategie met beschermend effect.
Wat is sociale steun volgens dit hoofdstuk?
A. Hulp bij financiële administratie
B. Alle vormen van hulp en verbondenheid die stress verlichten
C. Slechts een tijdelijk effect op stress
✔ Antwoord: B
→ Sociale steun is een bewezen buffer tegen de negatieve effecten van stress.