Begrippen hoofdstuk 4 Flashcards

(23 cards)

1
Q

Latente karaktertrek

A

Niet zichtbaar maar wel meetbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

SItuationisme (Mischel)

A

Situationele verschillen bepalen het gedrag.

Er zijn geen psychologen meer die enkel situationistisch denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sterke situatie

A

Situaties waarin vrijwel iedereen hetzelfde reageert.

Het overlijden van een huisdier reageert iedereen verdrietig op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Situationele selectie

A

Situaties waarin je je begeeft selecteer jezelf.

Je bevindt je niet perongeluk in een situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Evocatie

A

Houdt in dat bepaalde persoonlijkheidskenmerken een specifieke reactie van de omgeving kunnen uitlokken.

Manipulatieve mensen krijgen bijvoorbeeld vaak een vijandige reactie of opmerking.

Door je persoonlijkheid wordt als het ware de situatie gecreëerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Manipulatie

Wat is het verschil tussen manipulatie en situationele selectie?

A

Het gedrag van de ander bewust proberen te veranderen.

Het verschil is dat bij selectie uit een aantal situaties die al bestaan worden gekozen. Bij manipulatie wordt een bestaande situatie bewust veranderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Aggregatie

Waarom is het niet altijd een verstandige keuze om aggregratie toe te passen?

A

Het optellen van observaties waardoor er een meer betrouwbare meting kan ontstaan.

Het is niet altijd verstandig om aggregratie toe te passen. Lange vragenlijsten worden vaak minder nauwkeurig ingevuld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Infrequentie schaal

A

Vragen die vrijwel iedereen opdezelfde manier beantwoorden. Als de deelnemer onnauwkeurig antwoord zal dat met deze schaal naar voren komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Barnum statements

A

Een beschrijving die op iedereen betrekking kan hebben. vaak gedaan bij horoscoop)

Experiment waarbij studenten allemaal dezelfde beschrijving over zichzelf kregen en iedereen vond het passen bij zichzelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Als je op een betrouwbare en valide manier persoonlijkheid zou willen meten, kan je maar beter NIET de …. gebruiken.

A

MBTI

  • Nauwelijks academisch ondersteund
  • Een absoluut onderscheid (of introvert OF extravert) terwijl het meer dimensioneel is
  • Andere resultaten bij opnieuw maken van de test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

… is juist geschikt voor selectieprocedures. de volgende drie dingen zijn belangrijk in een zakelijke setting

  • Status
  • Controle over beschikbare middelen
  • Geaccepteerd worden en voorspelbaarheid
A

HPI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Begripsvaliditeit

A

Meet de test wat hij zou moeten meten?

Meet het FFM ook daadwerkelijk de vijf factoren?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Criteriumvaliditeit

A

Voorspelt de test wat het zou moeten voorspellen?

Zou iemand goed presteren in een bepaalde baan?

Dit is van heel veel tests onvoldoende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

MMPI

A

Geen goede test vraag erin met: ‘Ik hoest constant”

VEEL ITEMOVERLAP MET TUSSENSCHALEN!!

Vreemde antwoordmogelijkheden: Akkoord/niet akkoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke schaal test deelnemers of ze liegen?

A

EPQ Sociaal wenselijk schaal van Eysenck

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat kan je doen om sociaal wenselijkheid naast de EPQ nog extra te verminderen?

A
  • Forced choice-format (Larsen en Buss)
  • Opnemen van vragen die niet correleren met sociaal wenselijkheid
17
Q

Self-enhancement

A

Onbewust te positief beeld of vertekening van jezelf hebben

18
Q

Faking good or faking bad

A

Positiever of juist negatiever zetten.

Voor baan bij selectieprocedure

Voor een bepaalde diagnose (faking bad)

19
Q

Hoe heet de term dat mensen juist bevestigend willen antwoorden of mee gaan met de tester.

A

acquienscence

20
Q

Ontkennend antwoorden

21
Q

Willekeurig antwoorden

22
Q

O-data wat is het en voor wie wordt dit vaak gebruikt?

A

Wordt vaak gebruikt voor kinderen beperkten of mensen met dementie

Iemand die gedrag van iemand anders observeert.

23
Q

De neiging van mensen om bij het invullen van een vragenlijst overal mee te willen instemmen wordt …. genoemd