tentamenvragen hoofdstuk 18 boek Flashcards
(38 cards)
Welke van de volgende kenmerken hoort bij een Type A-persoon?
A. Ze werken graag hard en willen doelen bereiken.
B. Ze vermijden concurrentie.
C. Ze vermijden multitasking.
D. Ze moedigen mensen aan om langzaam te praten.
A. Ze werken graag hard en willen doelen bereiken.
Welke van de volgende is een subtrek van het Type A-persoonlijkheidstype?
A. Zelfhandicappen
B. Rationalisatie
C. Defensief pessimisme
D. Tijdnood
D. Tijdnood
In de context van het dodelijke aspect van Type A-gedrag zijn mensen met vijandigheid:
A. Noodzakelijk gewelddadig
B. Uiterlijk agressief
C. Geneigd om onaangenaam te reageren op teleurstellingen
D. Zeer assertief en veeleisend
C. Geneigd om onaangenaam te reageren op teleurstellingen
Welke van de volgende is GEEN model van de relatie tussen persoonlijkheid en ziekte?
A. Het circumplexmodel
B. Het interactionele model
C. Het transactionele model
D. Het predispositie-model
A. Het circumplexmodel
__ kunnen schema’s zijn met sleutelfactoren waarbij oorzaak-gevolgrelaties worden weergegeven met pijlen.
A. Beoordelingen
B. Modellen
C. Theorieën
D. Hypothesen
B. Modellen
Het interactionele model stelt dat:
A. Persoonlijkheid en ziekte beide uitingen zijn van een onderliggende aanleg
B. Persoonlijkheid de relatie tussen stress en ziekte beïnvloedt
C. Persoonlijkheid bepaalt hoe iemand gebeurtenissen interpreteert
D. Persoonlijkheid gezondheid beïnvloedt via gedragingen
B. Persoonlijkheid de relatie tussen stress en ziekte beïnvloedt
Een beperking van het interactionele model is dat het:
A. Te veel nadruk legt op gedrag
B. Geen uitleg geeft over de onderliggende mechanismen
C. Zich enkel richt op stressoren
D. Alleen biologisch kijkt
B. Geen uitleg geeft over de onderliggende mechanismen
Wat is waar over het transactionele model?
A. Persoonlijkheid beïnvloedt de manier waarop lichamelijke sensaties worden gelabeld
B. Persoonlijkheid en ziekte zijn beide uitingen van een aanleg
C. Persoonlijkheid beïnvloedt de beoordeling van gebeurtenissen
D. Persoonlijkheid bepaalt gezondheidsgedrag
C. Persoonlijkheid beïnvloedt de beoordeling van gebeurtenissen
In het transactionele model kan persoonlijkheid invloed hebben op:
A. Coping
B. Hoe iemand een gebeurtenis beoordeelt
C. De gebeurtenis zelf
D. Alle bovenstaande
D. Alle bovenstaande
Welk model focust op consciëntieusheid als indirecte invloed op stress en ziekte?
A. Het gezondheids-gedragmodel
B. Het interactionele model
C. Het transactionele model
D. Het ziekte-gedragmodel
A. Het gezondheids-gedragmodel
Welk model suggereert dat een derde variabele zowel ziekte als persoonlijkheid veroorzaakt?
A. Gezondheids-gedrag
B. Interactioneel
C. Transactioneel
D. Predispositie
D. Predispositie
Welk model zou het meest worden gebruikt bij genetisch onderzoek naar ziekten?
A. Gezondheids-gedrag
B. Interactioneel
C. Transactioneel
D. Predispositie
D. Predispositie
Naar de dokter gaan of je ziek melden op werk zijn voorbeelden van:
A. Beoordelingen
B. Zelfeffectiviteit
C. Ziektegedrag
D. Gezondheidsgedrag
C. Ziektegedrag
Volgens Selye is de fysiologische stressreactie de eerste stap in:
A. Primaire beoordeling
B. Secundaire beoordeling
C. Het algemene aanpassingssyndroom (GAS)
D. Stressmechanismen
C. Het algemene aanpassingssyndroom (GAS)
In de GAS-theorie is de _____-fase de vecht-of-vlucht-respons.
A. Beoordeling
B. Alarm
C. Weerstand
D. Uitputting
B. Alarm
In de weerstandsfase:
A. Blijft de alarmreactie aanhouden
B. Kost stress hanteren weinig moeite
C. Worden lichaamsbronnen verbruikt
D. Is men het vatbaarst voor ziekte
C. Worden lichaamsbronnen verbruikt
Volgens Selye is men het meest vatbaar voor ziekte in de:
A. Beoordeling
B. Alarmfase
C. Weerstandsfase
D. Uitputtingsfase
D. Uitputtingsfase
Wat is het meest stressvolle type levensgebeurtenis?
A. Kerst vieren
B. Auto kopen
C. Trouwen
D. Verhuizen
C. Trouwen
Volgens Holmes & Rahe: mensen met veel stresspunten:
A. Hebben meer kans op een ernstige ziekte
B. Zijn gezonder
C. Hebben hogere sterftekans
D. Zijn vergelijkbaar met minder gestresste mensen
A. Hebben meer kans op een ernstige ziekte
Stress verlaagt het functioneren van welk systeem?
A. Bloedsomloop
B. Hart- en vaatstelsel
C. Voortplanting
D. Immuunsysteem
D. Immuunsysteem
Psychologen onderscheiden _____ soorten stress:
A. Drie; episodisch, traumatisch, chronisch
B. Drie; mild, traumatisch, chronisch
C. Vier; acuut, episodisch acuut, traumatisch, chronisch
D. Vier; acuut, mild, ernstig, aanhoudend
C. Vier; acuut, episodisch acuut, traumatisch, chronisch
Wat beschrijft de optelsom van stresseffecten over tijd?
A. Cumulatieve effecten
B. Stressophoping
C. Langdurige opbouw
D. Stressstapeling
A. Cumulatieve effecten
Iemand die een gebeurtenis als bedreiging ziet voor zijn doelen doet een:
A. Optimistische bias
B. Pessimistische bias
C. Primaire beoordeling
D. Secundaire beoordeling
C. Primaire beoordeling
Volgens Lazarus is stress aanwezig wanneer:
A. Vecht-of-vlucht wordt geactiveerd
B. Alleen primaire beoordeling plaatsvindt
C. Alleen secundaire beoordeling plaatsvindt
D. Primaire én secundaire beoordeling plaatsvinden
D. Primaire én secundaire beoordeling plaatsvinden